De Amerikaanse persimoen is een oranje vrucht die aan een 10-20 meter hoge, bladverliezende boom groeit die behoort tot de familie van de Ebben, bekend van het zwarte, tanninerijke hout. De vrucht wordt liefkozend ook wel date-plum genoemd, naar de veel kleinere dadelpruim (Diospyros lotus), een andere vrucht uit het plantengeslacht Diospyros.
Het geslacht Diospyros omvat honderden plantensoorten waarvan er een honderdtal voor komt in Amerika, een even groot aantal in Afrika en op het eiland Madagascar. In Azië wordt het aantal op 200 geschat.
De persimoen bloeit van maart tot juni en draagt mannelijke of vrouwelijke bloemen. De vruchten bevatten een vijf- tot achttal bruine zaden, die niet eetbaar zijn.
Het seizoen is van september tot november. De vruchten rijpen af, wanneer de bladeren al van de boom zijn gevallen.
In de koeling is de onrijpe vrucht 3 tot 6 weken houdbaar. De ideale bewaartemperatuur is 5°C.
De vrucht wordt rijp tot zeer rijp gegeten. Onrijpe vruchten kunnen vrij bitter zijn. Om de persimoen beter te laten rijpen, laat men er vaak een vorstje over heen gaan, of wordt de vrucht kort ingevroren. Daarnaast wordt de vrucht ge'blet'. Bij het bletten van vruchten worden deze koel bewaard tot ze beginnen te rotten. Net niet, want wanneer de vrucht op het punt staat te gaan rotten, wordt deze gegeten. We kennen dat onder meer van de mispel.
Wanneer de vrucht als handfruit wordt gebruikt, wordt hij met schil en al gegeten, de schil is dun en eetbaar, of wordt de vrucht 'uitgelepeld'. Snijd daartoe het kapje van de vrucht en lepel het vruchtvlees eruit.
Persimoenen worden in de Verenigde Staten vaak gebruikt bij de bereiding van cake en brood, en in gebak en pudding, soms ook in gedroogde vorm, zoals vijgen.
De rijpe vrucht is zeer gevoelig voor beschadiging.
Vermoedelijk werden de vruchten niet als handfruit gebruikt, getuige optekeningen in de 17e en 18
In de achttiende eeuw beschrijft Le Page du Pratz hoe de Natchez die bloem gebruikten om er brood mee te maken. Zij drukten de vruchten door een zeef om de schil en de zaden van het vruchtvlees te scheiden, zodat alleen het pure vruchtvlees werd gebruikt.
Pas in de daaropvolgende eeuw wordt de vrucht aantoonbaar ook als handfruit gebruikt, om er gebak mee te maken en drank van te maken. In de Burgeroorlog maakte men knopen van de zaden.
De boom groeit tegenwoordig vooral in de meer zuidelijke staten van Noord-Amerika. Fossielen, gevonden op Groenland en in Alaska, wijzen erop dat de plant in het warmere Mioceen veel noordelijker groeide. Hij zou over het continent verspreid zijn door grotere zoogdieren, de mens en vogels.
De geslachtsnaam Diospyros betekent goddelijke vruchten en is samengesteld uit de Griekse woorden diós en pŷrós, letterlijk Zeus' en graan of vrucht, de naam die de Grieken gaven aan de Diospyros lotus. Als soortnaam wordt naast nigra (zwart) wordt ook wel digyna gebruikt.
De naam persimoen (persimmon) is verwant aan diverse benamingen in oude inheemse talen, zoals pasiminan, piakimina en phisimon. Het Franse woord plaquemine is daar ook van afgeleid. De naam is de gelatiniseerd vorm van het Algonquin 'putchamin' , en dateert uit de zeventiende eeuw.
De oranje kleur van de rijpe vrucht verraadt al dat de vrucht caroteen bevat, onder meer beta-caroteen. Bovendien is de kaki rijk aan vezels en vitamine C.