De boom heeft een grijze bast en wordt zo'n 10-20 meter hoog. De ovale bladeren zijn donkergroen, de scheuten rood.
De Garcinia atroviridis bloeit in de periode juli-september. Een boom draagt zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, en is zelfbestuivend. De geel-rode bloemen staan in clusters van twee tot tien bloemen aan het uiteinde van jonge takken (eindknoppen) of in de oksels van takken (okselknoppen). Een bloem bestaat uit vier kelkbladeren en vier bloemblaadjes. De bloei duurt slechts een etmaal, waarbna de bloemblaadjes snel verwelken en onmiddellijk af vallen. Het duurt nog vier à zes maanden voor de vrucht volledig ontwikkeld is en rijp.
Nog onrijpe vruchten zijn helder groen en kleuren geel tijdens de rijping. De vrucht heeft een dozijn of meer harde zaadjes en smaakt zuur. Het gewicht van een vrucht kan uiteenlopen van 100 tot 600 à 700 gram.
De oogst vindt plaats met behulp van lange bamboestokken waaraan een mes is bevestigd. Slechts sporadisch klimt men de boom in om de vruchten te oogsten. In Maleisië oogst men de onrijpe vruchten vooral om er asam keping van te maken, dat men gebruikt als smaakmaker in curries (in plaats van tamarinde) en in visdressings. Daartoe snijdt men de vruchten in dunne schijfjes en droogt deze een week of langer in de zon.
De vrucht is zuur, bevat onderstaande vetzuren. Niet alleen de onrijpe vrucht (de getallen in onderstaande tabel geven het percentage weer van het gewicht van de vrucht - g/100g). De onrijpe vrucht bevat in totaal ca 45% vetzuren, de halfrijpe vrucht 32% en de rijpe vrucht nog altijd ruim 30% vetzuren. Het Brix-getal van de rijpe vrucht is 15,5°. De schil van de vrucht bevat alleen al 30% HCA.
Voor zover bekend is verse asam gelugur niet in ons land verkrijgbaar, de gedroogde wel , bij de Aziatische speciaalzaak.
De vrucht wordt vooral gebruikt als zuur in gerechten, vergelijkbaar met het gebruik van tamarinde of azijn. Dat gebeurt in de vorm van sap of de gedroogde 'asam keping', bijvoorbeeld in laksa ( noedelsoep uit de Peranakan keuken) of tom yum (Thaise soep). Met de jonge vruchten worden ook sambals gemaakt.
Ook de jonge scheuten en de jonge bladeren worden gegeten. Wanneer de scheuten gekookt worden kleuren ze groen. Ze zijn in tegenstelling tot de vrucht eerder zoet dan zuur. De jonge rode scheuten worden rauw of geblancheerd gegeten, bijvoorbeeld in rijstgerechten.
In de dagen na de pluk verhardt de schil afhankelijk van hoe de vrucht geoogst is en onder welke omstandigheden hij wordt opgeslagen. Vooral de luchtvochtigheid is van belang. Als deze te hoog is, kan de verharding een week of langer duren, voordat de vrucht gereed is voor de handel.
Aan een harde vrucht kun je niet (zien hoe vers hij is en of hij nog wel eetbaar is. Na een aantal dagen ongekoelde opslag kan de vrucht ernstig bedorven zijn, zonder dat je dat van buitenaf kunt waar nemen. Als de schil zacht is, kort na de pluk, is dat in de regel het teken dat de vrucht rijp en vers is.
Vanuit Maleisië is hij verspreid over de Indonesische archipel, naar Thailand, de Philippijnen en India. Op onderstaande foto een prachtige bronzen gelugur-doos.
Het woord 'asam' is bahasa (de Indonesische taal) voor 'zuur'.
Het actieve bestanddeel in de vrucht is het zuur 1,2- dihydroxypropaan - 1 ,2,3 - tricarbonzuur. Op de jaarlijkse bijeenkomst van het American College of Nutrition in 2005 is gemeld dat dit zuur (in een diermodel) dezelfde bloedglucose-regulatie gaf bij de helft van de gebruikelijke insuline-dosering.
Het is verwerkt in een voedingssupplement dat in 2010 in de handel is gebracht onder de naam Leptisol, en dat wordt gebruikt in een dieet om af te vallen.
Respecteer het copyright !