Natuurlijk kun je, zoals traditioneel werd gedaan, de jonge, malse rozetbladeren uit de molshoop eten, maar tegenwoordig zijn rassen in de handel die speciaal voor de productie van molsla ontwikkeld zijn, zoals de Belgische 'Verbeterde Volhart' . Deze rassen hebben bredere, en minder bittere bladeren, en ook de bloemknopjes zijn zeer eetbaar. Ze worden zoals kappertjes ingemaakt en gegeten.
Molsla wordt in mei gezaaid. Onder het rozet verscholen vormt zich de penwortel. In de herfst wordt de plant teruggesneden, 2 tot 3 centimeter boven het hart, en afgedekt met grond of (overjarige) compost, onder een bleekpot of in een 'forcerie', binnenshuis.
Alleen deze nieuwe uitlopers worden als molsla gegeten. Van één enkel zaaisel kan drie seizoenen achtereen geoogst worden.
Witte paardensla smaakt zoals 'barbe-de-capucin', een gebleekte witlofsoort, licht bitter. Molsla is geschikt voor gebruik in sakades, als friée, en combineert uitstekend met vlees en vis. Kan ook als spinazie gekookt worden.
De teelt van pissenlit-blanc is vooral populair in Montreuil sous Bois, waar ook de ondergrondse teelt plaats vindt van de wilde blad-cichorei, de barbe-de-capucin of barbe de catiche.
De gebleekte paardenbloem(sla) wordt molsla genoemd, naar de verschijningsvorm van paardenbloemen (en andere planten) die onder een molshoop beland zijn. De Fransen noemen het pissenlit-blanc, maar hebben er ook andere welklinkende namen voor, zoals de 'dent de lion' (leeuwentand) of 'barbe de capucin', een benaming die ook voor ander planten wordt gebruikt, zoals de gebleekte blad-cichorei en de puntarelle..
Volgens de voedingswaardetabel is de voedingswaarde van molsla gelijk aan die van niet gebleekt paardenbloemblad.
Respecteer het copyright !