In de kas worden de stelen een centimeter of vijftig-zestig, in het wild kunnen ze metershoog worden. De bladeren zijn fors. Net als de scheuten kunnen de stelen en bladeren behoorlijk bitter zijn. Qua smaak komen de stengels in de buurt van bleekselderij. De traditionele bereidingswijze van de stengels bestaat uit het voorbehandelen met as of zuiveringszout en het weken in water om de bitter-wrange smaak te verwijderen. Deze techniek heet in Japan aku-nuki (灰汁抜き). Zeer goed wassen, en het week- en waswater niet hergebruiken, volstaat echter.
Een receptmet fuki (stengels) dat zeer de moeite waard is. Met venusschelpen. Blancheer de strengels eerst om ze te ontgiften, laat het kookvocht weglopen en de stengels uitlekken. Sauteer dan de venusschelpen in een wok. Zodra de schelpen open gaan, neem je deze uit het kookvocht. Kook de fuki zachtjes in het kookwater van de schelpen, tot de stengels gaar zijn. Als dat zo is, doe je de schelpen kort terug in de pan, met een paar schijfjes gember en hele tōgarashi chilipeper. Schep het gerecht uit de vloeistof en dien het op (zonder kookvocht).