Pijnpit is namelijk de verzamelnaam voor de nootjes van planten uit de geslachten Pinaceae en Araucaria. Zo de vergelijking van deze pinhão; met een pijnpit al op gaat, qua maat en qua textuur gaat de vergelijking zeker niet op. Het duizendkorrelgewicht van de pinhão bedraagt tussen 4,5 en 9 kilogram, dat van de pijnpit slechts 80 gram!
Pinhões - het meervoud van linhão - De zaden zijn zo groot als een amandel en zo zacht of hard als een cashewnoot. De smaak heeft iets weg van een pijnpit. In Chili worden de zaden ook ngüilliu genoemd; pehué is de naam van de (apen)boom.
Deze apenboom kan wel veertig-vijftig meter hoog kan worden. Hij is bedekt met harde, puntige bladeren, en gelukkig maar, de kegelvruchten vallen vanzelf op de grond. Het oogsten is dus rapen. Het is in Chili met het oog op de bescherming van de bomenpopulatie en de habitat onderworpen aan strenge regels (zie duurzaamheid).
Pinhões worden 's zomers geoogst, en zijn in het zuiden van Brazilië vers verkrijgbaar van mei tot en met augustus.
Pinhões kunnen rauw gegeten worden, maar worden net als kastanjes geroosterd. Ze smaken vergelijkbaar. Gerechten waarin pinhões gebruikt worden, zijn paçoca de pinhão (gehakt met geschaafde pinhão) en entrevero, een stoofschotel van vlees en groenten. Maar de zaden worden net als pijnpitten ook in zoete gerechten gebruikt.
Wanneer de piñones op de juiste manier behandeld zijn, en correct gedroogd, zijn ze een half jaar houdbaar.