Het geslacht Peterselinum bevat slechts twee plantensoorten:
De eerste wordt in heel Europa op grote schaal verbouwd om zijn blad, dat vers (aan de stengel) of gedroogd verkocht te worden. Wilde peterselie niet. De plant staat op de lijst van zeldzame planten,zowel in Nederland als in België, waar hij uitsluitend in de kuststrook voor komt.
Wilde peterselie is een plant die zich door zaad verspreid. Anders als je zou verwachten, sterft de plant niet wanneer hij zijn zaad verliest, vaak zijn de eerste afgevallen zaden al gekiemd en zijn de eerste kiemnplanten opgekomen (oktober/november) wanneer de plant zelf nog bloemen draagt. De plant heeft twee mechanismen om te overwinteren: de penwortel en het rozet die de eerste ontwikkelingsfase van de plant is.
De penwortel is zoals te verwachten de voedselvoorraad voor de winter en het vroege voorjaar. De rozet ligt zo dicht tegen de grond aan, dat hij bij sneeuw snel ondergesneeuwd is en ook wanneer het niet heeft gesneeuwd, gevrijwaard is van winterse, uitdrogende wind.
In de eerste fase van groei, verschijnen ronde, niet geveerde blaadjes. naderhand vormt de plant geveerde bladeren, al zal het topblad nog steeds rond zijn. Na de overwintering verschijnen de grotere bladeren, met tot 13 tot 15 paren blaadjes, die breed-lancetvormig en onregelmatig getand zijn en eindigen in een borstelspits, die al bij de ontwikkeling van de eerste blaadjes aanwezig is.
De rechtopstaande stengels die nu gevormd worden, dragen de bloeiwijze en de vruchten. Ze kunnen wel een meter hoog worden. De stengels in vergelijking tot de gekweekte peterselie nogal kaal. De stengel zelf is rond en stevig, en naast vertakt ook vaak gedraaid.
De plant bloeit in augustus-september, vaak tot in november. De bloeiwijze is karakteristiek voor de schermbloemfamilie, maar net als het aantal bladeren is het aantal bloempjes bescheiden. De bloempjes zijn klein, geelgroen en hermafrodiet. De vrucht is eivormig, en splitst zich in twee mericarpen wanneer hij rijp is, met elk vijf smalle ribben. Wanneer de zaden rijp zijn, vallen ze af en sterft de plant gewoonlijk.
Laat je niet verleiden wilde peterselie te eten, de plant kan giftig zijn.
Volgens sommige bronnen is de plant ook in Nederland inheems, maar de eerste vondst dateert van augustus 1937, in de Oudelandse Polder te Cadzand.
De botanische geslachtsnaam is tevens de klassieke Latijnse naam voor peterselie, afgeleid van het Griekse woord er voor: petroselinon. Dit woord is samengesteld uit petros (rots of steen) en selinon (selderij). De soortnaam 'segetum' betekent van de graanakkers of tussen het graan groeiend, de soortnaam 'crispum' duidt op de knapperigheid van het peterselieblad.