Kwalitatief is er duidelijk onderscheid tussen beide worteltypen, de oosterse typen hebben de neiging door te schieten en de wortels zijn vaak minder compact dan die van de westerse peen. De klassieke rode Kintoki ninjin is vrijwel de enige peen van het oosterse type waarmee nog nieuwe variëteiten worden ontwikkeld. Deze worden hoofdzakelijk in het westen van Japan verbouwd.
Net als in Europa en China heeft het westerse type bij de veredeling in de vorige eeuw de overhand genomen, resulterend in een scala typisch Japanse penen, zoals de lange Manpukuji oonaga. Met het woord oonaga wordt specifiek gedoeld op oranje peensoorten, met ninjin op de rode. Ninjin is ook het generieke woord voor peen.
Deze beide penen zijn karakteristiek voor de Japanse peen, maar de keus is ruimer. Zo is er de magome sansun ninjin 馬込三寸人参, een kleine puntige peen met brede schouders. En de takinogawa ninjin 滝野川 ニンジン, net als de magome ninjin 馬込 ニンジン een oosterse peen, met een wortel van minstens 30 cm lengte. Die van de manpukuji ninjin wordt nog veel langer. Wel het dubbele! Het is een zoete soort, die vooral geraspt wordt gegeten, sengiri, of op Okina's shiri-shiri.
Nog een beroemde peen van het westerse type is de kokubu ninjin 国分にんじん, ontwikkeld tussen 1910 en 1926. Deze wordt onder meer gepickeld en verwerkt tot dressing. Voor de Kokubu geldt, wat voor alle westerse peen geldt, dat ze veel beta-caroteen bevat en nauwelijks lypoceen. Daardoor is de kokubu in tegenstelling tot de peen van het oostsrese type zoals de kintoki rijk aan pro-vitamine A.
Bij de introductie van de westerse peen waren de Hollanders betrokken. Zij waren sinds april 1600 aanwezig, toen ze met het schip Liefde aan meerden in Sashifu. Tijdens de `sakoku-jidai`, de zogenaamde periode van afzondering, waren Nederland en China de enige landen die handel met Japan mochten drijven, een status die meer dan twee eeuwen duurde, van 1641 tot 1853.
Er is overigens weinig tot niets bekend over de entree van de oranje peen, wel over de genetische overeenkomsten tussen Japanse westerse penen en in Nederland ontwikkelde pepen. Anders ligt dat met de aardappel, waarvan bekend is dat die al in 1598 door de Nederlanders vanuit Indonesië is meegebracht, maar pas in de negentiende eeuw op grote schaal in Hokkaido verbouwd zou worden.
De peen wordt hoofdzakelijk in het westelijk deel van Japan verbouwd in de prefectuur Kagawa in Kansai.
Ninjin is Japans voor peen. Oorspronkelijk noemde men de peen seri ninjin, omdat het woord ninjin destijds werd gebruikt voor ginsengwortel (Panax ginseng). Seri is een sansai, de Japanse peterselie.