Het is altijd wat lastig om over zaadjes te spreken, want dat zijn het niet. De plant draagt splitvruchten welke wij in het spraakgebruik dillezaden noemen. De vruchtjes zijn circa 3 mm groot en hebben drie ribben. Ze smaken als karwijzaad, maar zijn platter en lichter van kleur.
De geur van dille komt van verscheidene vluchtige componenten, hoofdzakelijk van apiol, carvone en limoneen. De zaden van de Indiase dille bevatten hoofdzakelijk apiol, die van de Europese dille carvanol. De belangrijkste aromatische olieën in dillezaad zijn echter α-phellandreen, limoneen en dille ether ether (anethofuran). Sowa-zaad heeft een lichte venkelgeur.
Vanaf de bloei duurt het 40-50 dagen voor de zaden voldoende rijp zijn om te oogsten. Ze worden geoogst door de bloemschermen vlak voor de zaden rijp zijn en vallen, in hun geheel te oogsten en te drogen.
Dillezaad is zowel heel (niet gebroken) als gemalen verkrijgbaar.
In India gebruikt men het blad van de dille nauwelijks, dillezaad graag, net als ajowan. De zaadjes worden geroosterd voor gebruik. Het dillezaad dat in India wordt gebruikt, maakt scherper dan het Europese, met smaaktonen van ajwan (thaise basilicum). In Punjab gebruikt men het vooral in dal-gerechten (linzen), in Gujarat met kort gebakken groenten.
Dille komt van oorsprong uit Centraal Azië en het Middellandse Zeegebied. Een soortgenoot (anethum sowa) komt uit India.
Dille is geliefd in alle Oost-Europese keukens, en van het Midden-Oosten tot aan China.
De geslachtsnaam Anethum is afgeleid van het Griekse woord of aneeton aneeson dat 'sterk ruikend' betekent. De benaming dille komt in vrijwel alle Germaanse talen voor en stamt vermoedelijk uit het Oud-germaans, waar 'dolde' scherm betekent.