De geteelde dille is een eenjarige plant die vermeerdert door zaad. Hij wordt ongeveer een halve meter hoog, maar kan doorschieten tot wel 150 cm hoog. De stengels zijn hol en rank en dragen fijn geveerde blaadjes, die op hun beurt zijn opgebouwd uit drie of vier 'naaldjes'. De blaadjes zijn iets breder dan de vergellijkbare blaadjes van venkel. Dille bloeit in de zomer met wit, gele bloemetjes die in kleine schermen staan, per 10-20 gegroepeerd. De plant draagt splitvruchten welke wij in het spraakgebruik dillezaad noemen. De 'zaadjes' zijn circa 3 mm groot en hebben drie ribben.
Men onderscheidt wel drie soorten dille, Europese of tuin- of bladdille (Anethum graveolens var hortorum), akkerdille (Anethum graveolens var graveolens) en Indiase dille (Anethum graveolens subsp sowa). De verschillen zijn te klein om op grond van het uiterlijk van de plant en/of zaden te kunnen vast stellen om welk soort het gaat. Ook qua smaak zijn de verschillen marginaal.
De Europese graveolens komt van oorsprong uit Centraal Azië en het Middellandse Zeegebied. Op het Indiaas subcontinent komt een ondersoort, de 'sowa' voor. Inmiddels wordt de Europese dille overal ter wereld verbouwd.
In de oudheid was dat het geval in het Middellandse zeegebied. De Egyptenaren gebruikten dille volgens de teksten op Ebers papyrus medicinaal. De Romeinen gebruikten het als smaakmaker voor wijn en gevogelte. Daarnaast gebruikten ze het eveneens medicinaal, net als de Grieken.
Dille is geliefd in alle Oost-Europese keukens, en van het Midden-Oosten tot aan China. In India wordt dille al gebruikt sinds de oudheid als ayurvedisch medicijn, en later als kruid. In de Middeleeuwen werd dille ook in Europa gebruikt als medicinaal kruid, en staat opgenomen in de Capitulare de villis, waarin het 'anetum' wordt genoemd. Anethum werd in de Middeleeuwen gebruikt ter bescherming tegen boze geesten.
Vanuit de kloosters is dille vanaf de Middeleeuwen over heel Europa verspreid geraakt, tot en met de Scandinavische landen, waar men het dilleblad graag gebruikt in combinatie met vis en zeevruchten.
De geslachtsnaam Anethum is afgeleid van het Griekse woord of aneeton aneeson dat 'sterk ruikend' betekent. De benaming dille komt in vrijwel alle Germaanse talen voor en stamt vermoedelijk uit het Oud-germaans, waar 'dolde' scherm betekent. Een andere uitleg is, dat de naam is afgeleid van het Oud-Noorse woord dilla dat 'sussen' betekent, het kalmerende effect van het kruid op huilende baby's.
Dille is rijk aan vitamine A en C.
Respecteer het copyright !