De Xylopia aethiopica is een overblijvende boom met een stam van 60-70 cm, die een hoogte kan bereiken van wel 30 meter. Hij groeit in de tropische laaglanden van Afrika, in de vochtiger savannagebieden van Afrika en het regenwoud. Het hout van de boom is termietbestendig en wordt veel gebruikt als constructiehout. De bast wordt gebruikt in de meubelmakerij en om een infusie van te trekken tegen bronchitis. Een veelzijdige boom dus.
De boom wordt vermeerderd uit zaad. De eerste drie jaar maakt de boom een sterke groei door, daarna neemt hij gas terug. In West-Afrika bloeit de bloem twee maal per jaar, van maart tot juli en van oktober tot december. De peulen worden onrijp, aan de steel geoogst van februari tot mei en van augustus tot oktober. Na het oogsten worden de nog geboste peulen enkele dagen op doeken te drogen gelegd (in de zon) en pas daarna van de steel geplukt, maar ze worden in Afrika ook gebost verkocht.
De vruchten zijn 2,5-5 cm lang en 4-6 mm dik, vrij klein dus en hebben een twist. Wanneer ze drogen, kleuren ze donkerbruin. Elke peulen bevat 5 tot 8 zaden van zo'n 5 mm groot, die op kidneybonen lijken, en door de nauw omsluitend peul van buiten af zichtbaar zijn.
De peper kan afkomstig zijn van één van drie soorten Xylopia-bomen, de in Afrika groeiende Xylopia aethiopica en Xylopia striata of de in Brazilië groeiende Xylopia aromatica. De pepers van de Afrikaanse soorten heten beide selimpeper, en er zou weinig kwaliteits- of smaakverschil tussen beide zijn. De Ghanese selimpepers zijn in de regel afkomstig van de Xylopia Aethiopica. De Senegalese selimpeper is veelal afkomstig van de Xylopia stratia en wordt bovendien net als zwarte kardemom gerookt. De Braziliaanse peul, van de aromatica wordt fruto de burro genoemd.
Vanwege de verwante smaak- en geureigenschappen wordt selim wel in het rijtje nootmuskaatachtigen geplaatst. Het zou een combinatie zijn van nootmuskaat en ashantipeper. Selim ontbeert de karakteristieke nootmuskaatcomponenten myristicine en elemicine en de scherpte van piperine. De peul bevat linalol dat een zoetzachte geur van rozenhout geeft en ook, maar in geringer mate, in lavendel en koriander voor komt. Dit zijn de belangrijkste etherische oliën in selimpeper:
Het kruid heeft tal van namen en wordt wel eens aangeboden onder de Senegalese naam djar of poivre de Sénégal of op zijn Nigeriaans uda uwentia. Onder andere verkrijgbaar bij depeperwinkel.
De zaden worden als peper gebruikt maar hebben naast de (milde) scherpte een bittere toon. De peul zelf is het minst bittere deel van de selimpeper, voor veel mensen aanleiding om de peulen te gebruiken, en de zaden niet. De peulen worden wel samengebonden in een 'bouquet garni' dat wordt gebruikt in Afrikaanse stoofgerechten.
De smaak van de zaden is geprononceerder, en wordt omschreven als een combinatie van cubebpeper en nootmuskaat. Het maakt dus uit of je de zaden alleen of de complete peul gebruikt. Om (alleen) de zaden te gebruiken, houd je de peul liefst even boven open vuur. Dan breek je hem open (even laten afkoelen) en haal je de zaden eruit. Malen, en klaar.
De zaden worden gebruikt bij het roosteren van koffie voor Touba koffie, in een verhouding van 80% koffie en 20% 'djar'.
De Xylopia aethiopica komt van oorsprong voor in Ethiopië (waar hij nauwelijks meer voor komt), Kenia, Tanzania, Oeganda, Senegal en Ghana. Beide laatstgenoemde zijn de belangrijkste producenten van selimpeper nu, die veelal Senegalese peper wordt genoemd. De Xylopia aromatica groeit in het oosten van Brazilië in de tropische savanna's van Goís en Minas Gerais.
Het woord xylopia komt uit het Grieks en betekent 'bitter hout'.