De Monodora myristica is een tropische boom, die een hoogte van 35 meter kan bereiken. In het Engels heet hij Orchid flower tree, in het Igbo Ehuru ofia. De Engelse benaming is terecht, zijn prachtige bloemen lijken op orchideeën. Van april tot juni ontwikkelt de boom groene, gestippelde vruchten, die wel 20 cm groot worden. Ze hangen aan een forse steel, die wel 60 cm lang kan worden.
Wanneer ze rijpen worden ze diepbruin. Ze vallen van de boom en barsten open, waarbij de zaden vrij komen. Een enkele ucht kan wel 120 zaden bevatten. Deze bevinden zich in een lichtgeel pulp, dat zelf ook eetbaar is, en in hartige en zoete bereidingen gebruikt wordt.
Andere soorten Monodora, zoals de Monodora crispata en de Monodra junodii groeien in een groter deel van tropisch Afrika, de laatste ook zuidelijker, in Zuid-Afrika en Zimbabwe. De vruchten van deze soorten worden niet gegeten. De Monodora junodii is de kleinste soort (7 meter) en draagt groene, grapefruit-grote vruchten waarnaar hij de 'groenappel' wordt genoemd. De 'appels' zijn droog en practisch oneetbaar.
Voor het oogsten van de kalebasnootmuskaat voor de zaden worden de vruchten veelal geraapt, waarna de zaden eruit worden gehaald, en gewassen. De verse zaden zijn bleekbruin, hebben een dunne schil en een harde kern en zijn erg geurig. Ze zijn ovaal en ongeveer twee en een halve centimeter lang. De zaden een beetje zoete, houtige smaak, met vrij peperige scherpte, die doen denken aan 'echte' nootmuskaat.
De ehuru (wat ehu-zaad betekent) is een traditioneel West-Afrikaanse specerij, geen substituut voor 'echte' nootmuskaat, alhoewel deze laatste steeds meer terrein wint in Afrika, waardoor de kalebasnootmuskaat aan populariteit in boet. De ehuru heeft een eigen smaak en aroma, die past bij de Afrikaanse kooktradities.
De zaden zijn ongepeld en gepeld verkrijgbaar en gemalen, onder meer onder de Nigeriaanse naam 'ehuru' of kalebasnootmuskaat.
Alle delen van de boom worden gebruikt, maar alleen de zaden zijn bestemd voor consumptie.
De schaal van het gedroogde ehuru-vruchtje laat zich vrij eenvoudig verwijderen, met een scherp mesje. Alleen de pit - het feitkleijke zaadje - wordt gebruikt. Het verdient aanbeveling om deze pas op het laatste moment te raspen, daarvoor kan een reguliere, vlakke nootmuskaatrasp of een Microplane gebruikt worden, het zaadje is vrij zacht, zeker vergeleken met echte notmuskaat. Om de aroma's te versterken wordt het rasp droog geroosterd voor gebruik; het handigst is overigens, om het ehuru-zaadje te roosteren voordat je het maalt.
Je kunt de geraspte ehuru laat in de bereiding toevoegen, maar ook mee stoven. Wees hoe dan ook voorzichtig met doseren.
In Nigeria wordt ehuru gebruikt in klassiekers als Banga en Ogbonna pepersoep - tezamen met ashantipeper (Afrikaanse cubeb, Piper guineense) - en Isi ewu, een stoofgerecht met geitenvlees. Ehuru combineert uitstekend met wit vlees, en vis. Nieuwe combinaties met ehuru zijn er ook, zoals ehuru-popcorn.
Desondanks heeft de specerij buiten het groeigebied nauwelijks aanzien, zeker niet in vergelijking tot Aziatische specerijen. Daarin is een parallel te trekken met (het aanzien van) de Afrikaanse keuken. Voor iedere Afrikaanse specerij bestaat wel een Aziatisch alternatief, waardoor zelfs het gebruik in de eigen regio onder druk is komen te staan.
In Ghana bijvoorbeeld ziet men de kalebasnootmuskaat eerder als purgeermiddel dan als specerij. Nog altijd, want de specerij is in Ghana nooit echt aangeslagen. Tijdens de periode van de slavenhandel in de achttiende eeuw is de plant mee naar de Cariben gereisd, vandaar dat hij ook onder de naam Jamaicaanse nootmuskaat bekend staat.
De boom groeit ook buiten het oorsprongsgebied op het Afrikaans continent, in Gambia, Soedan, Kenia en Tanzaniaen daarbuiten, in Jamaica, op de Antillen en in Indonesië. Niet overal vormt de boom ook vruchten.
De geslachtnaam Monodora is gevormd uit de Griekse woorden monos (enkel) en dor (huid).
De gebruikelijke populaire benamingen voor de kalebasnootmuskaat zijn ehuru (Igbo), ariwo (Yoruba), en vanwege de Jamaicaanse link Jamaicaanse nootmuskaat.
Het zaad wordt medicinale eigenschappen toebedeeld en ingezet als purgeermiddel, als middel tegen maagpijn, ontstekingsremmer bij rheumatoïde aandoeningen, diabetus mellitus en als cholesterolverlager. En de lijst is nog langer. Zo wordt er een soep mee gebrouwen die aan jonge moeders wordt gegeven op de dag van de bevalling tegen complicaties en ter bevordering van moedermelk. En men gelooft bovendien dat babys voorspoedig groeien als ze ehuru eten.