De Mangifera caesia is een rechtopgaande, groenblijvende boom, die wel dertig-veertig meter hoog kan worden. Hij heeft een bolvormige, compacte kroon. De bladeren zijn ovaal, bijna tweemaal zo lang als breed, en variërend in lengte van 7-30 centimeter. De bloeiwijze is aarvormig, met paarse of paarsige geurige bloemen. De aren zijn gemiddeld 15-25 cm lang.
De vrucht is even groot als een gemiddelde mango, 12-20 cm lang en 6-12 cm breed, maar eerder peervormig dan elloptoïde. De schil is dun. De kleur varieert van bleek gelig tot bleek roodbruin, met spikkels. De schil is dun, maar wordt niet gegeten. Het vruchtvlees is wit, en zeker niet vezelig, eerder wat aan de zachte kant. Over de smaak is niet iedereen te spreken, hij wordt getypeerd als zurig. Dat is het kenmerk van de in het wild voorkomende Mangifera caesia, waarvan de vruchten ook zeer onaangenaam kunnen ruiken. Ze worden wel verward met de vruchten van de Mangifera foetida, maar dat is echt een andere plantensoort. De geteelde binjai van Bali en Kalimantan staan trouwens juist te boek staan als aangenaam zoet.
De Mangifera caesia is een vochtminnende plant van het laagland, die je niet vaak in bossen tegen zult komen, maar op drassige plekken, zoals langs rivieren. De boom is zeer productief, kan jaarlijks duizenden vruchten leveren. De vruchten rijpen tijdens het regenseizoen, afhankelijk van de groeiplaats tussen augustus (Saba) en maart (Kalimantan).
Eet vooral geen onrijpe vrucht! Je zult de smaak niet waarderen, bovendien geeft het sap niet alleen huid-irritatie, maar ook irritatie van de slokdarm!
De geschilde (rijpe) vrucht wordt gebruikt als handfruit, en verwerkt in desserts, rauw of gekookt. Een Maleisische specialiteit is sambal buah binja, die bij (rivier)vis geserveerd wordt. Een andere manier om de binjai te eten, is deze in dunne hapklare stukjes te snijden, en hierdoor wat fijngesneden chilipeper en (zoete) sojasaus te roeren.
Beperkt houdbaar. Pas na rijping in de koelkast bewaren (maximaal twee dagen).
De vrucht is heel geliefd in Zuid-oost Azië, waar hij wordt verbouwd in de landen waar hij als inheems wordt beschouwd, onder andere in Indonesië (Bali, Kalimantan en Saba), Maleisië, Brunei, Thailand (zuiden), Singapore en de Philippijnen, waar hij geïntroduceerd is. In Maleisiësie is het één van de meest verkochte mangovruchten, en wordt daar op grote schaal verbouwd.
Het woord mango is afgeleid van het Dravidisch, een taalfamilie van 25 talen die overwegend gesproken worden in het zuiden van India rond Madras. In Tamil wordt de vrucht mankay genoemd. De eerste Europese vermelding is die in een zestiende eeuws reisbericht van de Italiaanse ontdekkingsreiziger Ludovico de Varthema. Hij noemde de vrucht manga.
De geslachtsnaam Mangifera is een samenvoeging van de naam van de mangoboom en -vrucht en het Latijnse 'ferre', dat brengen betekent, de brenger van de mango. Het epitheton caesia betekent lavendelkleurig, doelend op de kleur van de bloemen.