De Achiaceaea is een plantenfamilie van zo'n honderdvijftig bloeiende planten, verdeeld over 33 geslachten. Ze bevatten blauwzuur-glycodiciden, die we onder meer kennen van amygdaline in wilde amandel, en durine in sorghum. Alle delen van de boom bevatten gynocardine, maar vooral de zaden.
Wanneer je de vruchten van de kloewak rauw zou eten - hetzelfde geldt voor de bladeren - zou je er zo aan kunnen sterven. Daar heeft men in Indonesië iets op bedacht: fermentatie. Waarom zullen we wel nooit te weten komen, maar de zaden van de voetbalvrucht, zoals hij wordt genoemd, waren kennelijk zo aantrekkelijk, dat men een methode heeft ontwikkeld om het gif te neutraliseren.
De Pangium edule is een grote, groenblijvende boom uit de mangroves. Hij wordt gewoonlijk een meter of vijfentwintig hoog, maar zestig meter is geen uitzondering. De kroon is breed, kan een diameter van vijftig meter halen. De hartvormige bladeren zijn een centimeter of twintig lang, en leerachtig. Zodra er nieuwe bladeren worden gevormd, vormt de boom ook bloemen, geurige bloemen. In de eerste vijftien jaar van zijn leven draagt de boom geen vruchten, daarna één tot vier maal per jaar.
De boom is mannelijk of vrouwelijk, wat in houdt dat er in de nabijheid van een vrouwelijke boom een mannelijke moet zijn, wil de boom tot vruchtvorming komen. De bloemen zijn geel-groen en slechts een centimeter of vier groot. De lampionvormige vruchten daarentegen zijn 30 cm lang, en wegen een kilo of drie. De vrucht is gevuld met een geel, smaakvol pulp en 13-40 zaden. In tegenstelling tot de zaden is de pulp wel direct eetbaar.
In Sarawak (Maleisië) groeien drie typen: de kepayang lenga, de 'gewone' Pangium edule, keypayang papan, met een rondere vrucht, en de kepayang bubur, met elliptische vruchten. van deze laatste zijn de zaden veruit het kleinst, 2,5-3 cm ten opzichte van 3,5-5 cm bij beide andere typen.
Wanneer de vrucht rijp is, valt hij van de boom. Daar rijpt hij na en verrot tot de zaden vrij komen. Wanneer de zaden in het water vallen, profiteeren ze van hun drijfvermogen, om dobberend weg te drijven en elders te landen. Je vindt de zaden, zo groot als een hennenei maar afgeplat, dan ook vaak op het strand.
De vruchten van de wilde Pangium edule worden niet geplukt, men wacht tot ze uit de boom vallen, logisch gezien de enorme afmetingen van de boom. men laat ze tien dagen liggen, tot ze zover verrot zijn dat de schil er gemakkelijk af gepeld kan worden, om de zaden dan te oogsten.
Wanneer de zaden van hun bruin membraan zijn ontdaan, zijn ze bedekt met een web. De kern (nucleus) van de zaden is wit, maar na fermentatie pikzwart. Door de fermentatie ontwikkelt hij een rokerige, amandelachtige smaak, die door Fransen wel vergeleken wordt met die van kastanje.
De culinaire geschiedenis van kloewak is niet met 100% te traceren. Bekend is dat het belangrijk voedsel is voor inheemse wilde varken (Babyrousa babyrussa) op de Togean archipel bij Sulawesi, en dat de mens zich er van gewaar is geworden dat het geen goed idee is om het varken daarin te volgen. De zaden werden op sommige plaatsen gebruikt om vis te vangen, door watertjes te vergiftigen.
Maar er moet een moment gekomen zijn, dat men ontdekte dat dat niet werkte wanneer de noten bedorven, gefermenteerd waren. Daarover bestaat geen uitsluitsel. Wel is men er van overtuigd dat de methode om de giftigenoot eetbaar te maken in de vijftiende eeuw vanuit Indonesië per schip - er waren in die tijd al intensieve handelsrelaties - in Malacca terecht is gekomen.
Binnen het natuurlijk groeigebied heeft altijd uitwisseling van genetisch materiaal plaats gevonden dankzij het drijvend vermogen van de zaden. De zaden dobberen minstens negentien jaar rond en volgens enkele bronnen zelfs nog veel langer. De vraag is echter of het zaad na zo;n lange tijd nog actief is, door de inwerking van het zeewater. Zodra het zaad in aanraking komt met water, lost het beschermende vlezige vlies (aryl) immers snel op.
Aannemelijker is dat zaden op de stranden van andere continenten, Afrika, zelfs Europa niet afkomstig zijn uit het groeigebied, maar daar terecht zijn gekomen door toedoen van de mens, op enigerlei wijze.
De geslachtsnaam is nu eens afgeleid van de populaire benamingen, en niet andersom. Het epitheton edule betekent eetbaar (met een waarschuwing).
De kloewak is in Indonesië bekend onder de naam keluak, 'de vrucht die misselijk maakt', op Java als kluwek of pucung en op Soenda picung. In Maleisië en op Sulawesi wordt de kloewak kepayang genoemd. Op Papoea Nieuw-Guinea wordt de plant puga genoemd, op de Filippijnen pañgi.