De zemel is in het spraakgebruik een vliesje, maar bestaat feitelijk uit enkele met elkaar vergroeide laagjes en de kiem! Onder de fijne zemel wordt aleen de zaadhuid verstaan, onder grove zemel de vruchtwand.
Zemelen bevatten veel oplosbare, verteerbare vezels zoals β-glucaan en foliumzuur.
Pas sinds 1980 is de techniek toepasbaar om zemelen uit haver te maken. Hierbij worden de zemelen als grovere fractie uit de gemalen haver gehaald.
Haverzemelen van gewone haver (Avena sativa) zijn algemeen verkrijgbaar .
Tarwezemelen kun je rauw en gekookt eten.
De Europese voedselautoriteit (EFSA) heeft goedgekeurd dat haver en haverproducten worden aangemerkt als cholesterolverlagend. Deze gezondheidsclaim is alleen toegestaan wanneer éé portie van een met haver geproduceerd product minstens 1 gram βglucaan bevat.
Hoeveel voedingsstoffen in haverzemelen zitten, hangt van veel factoren af, zoals de havervariëteit en teelt-omstandigheden. Vaak wordt een bandbreedte aangehouden: 15-18% eiwitten, 10-50% zetmeel en suikers, 10-40% voedingsvezels. Om zemelen genoemd te mogen worden, is als eis gesteld dat deze minimaal 16% voedingsvezels bevatten, waarvan een derde deel, minstens 5,5% bestaat uit βglucaan. De totale hoeveelheid aanbevolen zemelen bedraagt drie à vier eetlepels per dag (vrouwen 30 gram, mannen 40 gram). Overschrijdt deze hoeveelhei bij voorkeur niet, en ziog ervoor dat je (sowieso) voldoende drinkt, en voorkom obstipatie.
Onderstaande tabel geeft een goed inzicht in verdere samenstelling (hoeveelheden per 100 gram rauwe zemelen).