Foliumzuur (pteroylglutamaat) wordt vrijwel nergens meer als vitamine B9 aangeduid, Elders in de wereld wordt het ook wel met de verouderde benaming B11 geduid, maar in toenemende mate foliumzuur.
Foliumzuur komt in de natuur voor als folaat, de anionische vorm van foliumzuur. In die vorm komt het in ons voedsel voor en in ons lichaam. Folaat is tamelijk instabiel. Foliumzuur is de volledige geoxideerde vorm van folaat, en daardoor stabiel. Wil ons lichaam foliumzuur kunnen gebruiken, dient het omgezet (gereduceerd) te worden in een actief type folaat.
De omzetting van foliumzuur tot zo'n tetrahydrofolaat vindt plaats mits het lichaam voldoende Vitaminen B2 en B3, zink en serine, een aminozuur) bevat. Bepaalde medicijnen, zoals methatrexaat, dat onder meer bij reuma wordt toegediend, remmen deze omzetting af.
Om die reden wordt bij gebruik van zulke medicijnen extra foliumzuur toegediend, in de vorm van (synthetische) foliumzuur, pteroylmonoglutaminezuur - afgekort PGM - dat de molecuulformule C19H19N7O6 heeft.
Foliumzuur als voedingssupplement heeft als voordeel boven natuurlijke folaten in voeding, dat het gemakkelijker wordt opgenomen.
Het duurdere folinezuur heeft een eigenschap die het voordelen geeft boven foliumzuur, namelijk dat het niet gereduceerd hoeft te worden, en direct actief foliumzuur levert. Het is een directe precursor van 5,10-methyleen-THF, het voornaamste tetrahydrofolaat, is daardoor sneller en zonder 'mitsen' beschikbaar. Daarom wordt het gegeven bij hoge dosis methotrexaat en als antidotum bij kanker.
Wat doet 'foliumzuur' ? In combinatie met vitamine B12 en vitamine C is het essentieel voor de afbraak van eiwitten (proteïnen) en de vorming van hemoglobine, ons transportmiddel voor zuurstof en koolstofdioxide. het is betrokken bij de aanmaak van witte en rode bloedcellen, de foetale ontwikkeling van het ruggenmerg en de omzetting van bepaalde aminozuren. Foliumzuur draagt bij aan de ontwikkeling van de bouwstenen van ons erfelijk materiaal en de (mannelijke) spermatogonia tot volwassen spermatozoa (spermatogonese).
Een (ernstig) tekort kan bloedarmoede tot gevolg hebben, darmstoornissen en vermoeidheid. Daarnaast kan het tot geboorte-afwijkingen leiden. Foliumzuur wordt met mate aan voedingsmiddelen, zoals brood, toegevoegd. In een bescheidene dosering, want het nadeel van de toevoeging is, dat het een tekort aan B12 kan maskeren. In ons land is het toegestane maximum 100 microgram (μg) per 100 kcal.
Foliumzuur komt van nature in veel producten voor, vooral in gevogelte en vlees (vooral in lever), bonen, noten en bladgroenten. In lever en leverproducten zit veel foliumzuur, maar tegelijkertijd ook veel vitamine A, producten die om die reden voor zwangere vrouwen een absolute 'no' zijn.
Het menselijk lichaam beschikt zelf niet over mechanismen om foliumzuur aan te maken, en is daarom voor foliumzuur afhankelijk van voeding (en voedingssupplementen). Het lichaam bevat een reservervoorraad die 10 en 30 mg bedraagt, waarvan de helft in de lever is opgeslagen, de rest in de bloedstroom en in lichaamsweefsel. Deze voorraad is gemiddeld voldoende om 6 weken in de behoefte van het lichaam te voorzien.
Natuurlijke folaten zijn oplosbaar in water, en kunnen slecht tegen sterke verhitting. Het verlies aan foliumzuur door koken is gemiddeld 20%. Het verlies is mede afhankelijk van de structuur van het product; producten met een dichtere structuur, zoals vlees en aardappelen, houden foliumzuur sterker vast dan groenten. Kook groenten daarom in een minimale hoeveelheid water, of stoom ze. Producten die rijk aan vitamine C zijn, houden foliumzuur bij verhitting beter vast dan producten met weinig vitamine C.
Ook het snijden van producten is van invloed op het foliumzuur-gehalte. Foliumzuur is daarnaast gevoelig voor ultra-violet licht. Houd hier rekening mee met bewaren en bereiden. Snijd producten direct voor gebruik, mijd voorgesneden producten, en stel het product (voor wat fruit betreft na het schillen) niet onnodig bloot aan daglicht.
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid(ADH) foliumzuur bedraagt 200mg, voor kinderen en kleuters gelden lagere hoeveelheden.
Bij normaal gevarieerd dieet, wordt voldoende foliumzuur ingenomen. Belangrijk is evenwel voedsel goed te kauwen, om daarmee de bio-beschikbaarheid van het foliumzuur te vergroten. Ook fijnsnijden helpt daarbij.
Onze foliumhuishouding wordt beïnvloed door het gebruik van alcohol (overmatig gebruik kan leiden tot een foliumzuur-tekort), een tekort aan vitamine B12 (waardoor ook bloedarmoede en zenuwbeschadiging kan ontstaan) en vitamine C.
Vrouwen met een kinderwens wordt aangeraden om dagelijks 400 μg folium te slikken van een maand voor de conceptie en de eerste twee maanden van de zwangerschap ter voorkoming van neurale buisdefecties zoals open rug, een advies dat blijkens recent onderzoek (te) weinig wordt opgevolgd.
Overdosering door het innemen van hoge concentraties voedingssupplementen als bètacaroteen en foliumzuur verhoogt mogelijkerwijs de kans op dikkedarmkanker, reden om er uiteindelijk na tal van adviezen om het wel te doen, hebben geleid tot de keuze in ons land om geen foliumzuur aan brood toe te voegen.
Op dat moment was al bekend welke rol de vitamine had in de stofwisseling. In de jaren dertig van de vorige eeuw ontdekte Lucy Wills mede aan de hand van een groot onderzoek in Bomaby (India) dat er een directe relatie was tussen voedingspatronen en bloedarmoede. De sleutel bevond zich in eiwitten, fruit en groenten. Zij ontdekte dat de consumptie vlees (eiwitten), gist en gistextract (marmite) een effectieve behandeling tegen bloedarmoede was. Zij zette met het laatste, de gistextract, met succes in als behandeling.
Kort na de Tweede wereldoorlog ontdekte men hoe foliumzuur synthetisch te fabriceren.