Kun je niet aan de originele dsesi gajar komen - deze zijn door en door rood met uitzondering van lichtgekleurde 'pit', gebruik dan onze eigen rode wortel, eventueel bospeen. Normaliter wordt murabbā met vruchten gemaakt. Lees het artikel erover.
Gebruik een vijf-, zestal ongepelde kardemompeulen, of pel er zoveel, dat je een volle theelepel zaden hebtt. Maal deze fijn.
Was de peen, en snijd de uiteinden er af. Prik de wortels rondom in met een vork in. De bdoeling daarvan is dat de sappen uit de wortel kunnen vrijkomen en de gesmolten suiker wordt opgenomen.
Leg de wortels in twee lagen in een voldoende ruime koekenpan, en strooi er de suiker over heen. Laat de peen zo een nachtje staan. Roer de suiker en de penen de volgende dag door elkaar en zet de wortels op hoog vuur op.
Na een half uurtje begiet je de peen met de suikersiroop en het limoensap, en laat je de siroop nog een minuut of 20 op leen agere stand sudderen, totdat de sioop traag en al bijna stroperig is geworden. Voeg er dan de saffraan - niet te veel - en de kardemom aan toe, en na nog eens 10 minuten zijn de penen heerlijk zacht, en is de murabba klaar.
Bestrooi de murabba eventueel met amandel.
Waneer je de murabba maakt om in weckpotten te bewaren, snijd je de peen, nadat je deze ingeprikt hebt, in strips. Wil je liever minder suiker gebruiken, vervang dan de helft van de suiker door water.