De kleur van een bronforel is groen-bruin. Het lichaam is bedekt met talrijke vlekken, karmijnrood met blauwe halo's onder de laterale lijn, geel op de rug. in de paaitijd wordt de buik van het mannetje knalrood tot oranje.. Een bronforel wordt 65 cm lang bij een gewicht van 3 kilogram en leeft circa zeven jaar.
De bronforel is ingedeeld bij de 'echte zalmen' de Salvelinus, waartoe ook de trekzalm (Salvelinus alpinus) en de Amerikaanse meerforel (Salvelinus namaycush) behoren. Hij heeft de voor een zalmachtige typerende vorm: een gespierd langwerpig lichaam met een krachtige vetvin. Hij is letterlijk gebouwd op zwemmen in ruig water. Bronforellen leven graag in helder water, bij uiteenlopende temperatuur (van 1 tot 22 °) en zuurgraad (PH van 3,5 tot 9,8). Vooral grotere bronforellen zijn niet bestand tegen hogere temperaturen.
Sommige soorten bronforel zijn anadroom, andere verblijven uitsluitend in het zoetwater. De anadrome bronforel vertoeven in de lente in estuaria en kustwateren. Meestal niet langer dan enkele weken, hoogstens enkele maanden. Gedurende die tijd groeit hij stevig.
Bronforellen staan te boek als oppurtinistische eters. Ze voeden zich met van alles, ook met landdieren en -insecten die in et water terecht komen, zoals mieren, kevers, sprinkhanen en krekels, zelfs veldmuizen. Normaliter voeden ze zich met larven, diverse waterinsecten, schaaldieren, kikkers en andere amfibieën. Bekend is ook dat grotere exemplaren ook vissen van het eigen soort eten.
De paaitijd vindt plaats in de late zomer. Het vrouwtje legt haar eieren in een verdieping in het stroombed, de redd, waar het grondwater naar boven borrelt. Het kannibale karakter van de bronforel komt naar boven wanneer andere mannetjes dan het mannetje dat de eieren bevruchtte, de eitjes op eten. Reden genoeg voor het vrouwtje om de eitjes te begraven. Ze komen na 90-100 dagen uit.
Bekende Amerikaanse kruisingen zijn die met rasgenoten de trekzalm en de Amerikaanse meerforel. Door kruising met de Euraziatische beekforel (Salmo trutta) ontstaat de tijgerforel, die een groen lijf heeft met gele strepen. In een natuurlijke omgeving zal deze steriele hybride door de natuurlijke vissoorten verdrongen worden.
De hier gegeven bereidingstijden zijn een indicatie, bovendien slechts een kleine selectie van de bereidingswijzen van forel.
Tegenwoordig komt hij op tal van andere plaatsen in Noord-Amerika voor, maar oom op de andere continenten, meestal in bergkreken. In ons land komt hij sinds 1883 voor in de Maas en de Geul, maar is hij niet staat zich zelfstandig voort te planten.
De bronforel is op het Amerikaans continent onder tal van namen bekend. De potadrome bronforel die in het Bovenmeer voor komt bijvoorbeeld wordt 'coaster trout' genoemd. Andere benamingen zijn speckled trout en squaretail.
De bronforel heeft zijn wetenschappelijke naam in 1814 gekregen. Samuel Mitchill noemede 'fontinalis' naar het heldere water waarin hij leeft, het Latijnse woord voor bron of fontein, vandaar de Nederlandse benaming bronforel.