De term is ontleend aan het proto-Maleis-Polynesische woord voor gefermenteerd voedsel, dat weer is afgeleid van het proto-Austronesische tapaJ, met dezelfde betekenis. De basis van een tape is een zetmeelrijk product, een graan (rijst,tarwe) of groente (cassave, bonen), maar ook aardappelen. Van origine is het een bijproduct van de productie van sterke drank, zoals rijstwijn, met als basis een ragi (starter).
Daarnaast zijn er tape's van kleefrijst, maar ook van gewone rijst of cassave. die gekookt wordt alvorens te fermenteren. Op de uitkomst van de fermentatie zijn verscheidene factoren van toepassing, zoals temperatuur, luchtvochtigheid en niet te vergeten: tijd.
Voorbeelden van tape's' zijn galapong (Filippijnse rijstwafels), tahoe, tempe en tauchu (Indonesië) en diverse rijstwijnen, waaronder de Balinese brem.
Voor het wikkelen van tape's worden diverse bladeren gebruikt, zoals bananenblad en teakblad. In Atjeh gebruikt men een zoet-smakend 'medicinaal' blad, oen bili (daun bili) genaamd, als wikkel voor rijst-tape. Het is het blad van de Donax canniformis of benbam, een gemberachtige plant.