De naranjilla groeit aan de Solanum quitoense, een breed uitgroeiende, stekelige struik van 2,5 meter hoog. Hij groeit in een licht beschaduwde omgeving, niet in de volle zon of wind. De takken en bladeren zijn behaard. De bladeren kunnen in het midden zijn voorzien van een rij stekels. In gedomesticeerde planten is de stekeligheid van takken en bladeren er veelal uit geteeld.
De plant kan het hele jaar door bloeien. De bloemen zijn wit of wit-violet en staan op een steeltje, soms alleen, soms in trossen met tot een twintigtal bloemen bij elkaar. Uit een enkele tros komen hoogstens vier vruchten voort. De vrucht is een centimeter of zes groot en bestaat uit vier compimenten, gevuld met een groene, zoetzure pulp en vele kleine zaadjes. De schil is geelbruin en licht behaard. Wanneer hij rijpt, verdwijnt de beharing en kleurt de schil oranje, vandaar de Equadorese benaming naranjilla (naranje is sinaasappel).
De plant is een kort leven beschoren, hoogstens een jaar of drie. Hij groeit heel snel en bloeit al na enkele maanden. De eerste vruchten zijn in de regel al na een half jaar rijp. In totaal geeft de plant twee jaar vruchten.
De smaak is een combinatie van vertrouwde smaken, een mixture van tomaat, limoen, banaan en groene guave. Sommigen herkennen er zelfs rabarber in.
De naranjilla is een handvrucht die uitgeschept kan worden. Meestal perst men de vrucht tot sap. Zoals voor de Naranjilla sorbete of Lulada caleñ (vernoemd naar Cali). Dit een drankje dat wordt gemaakt van naranjilla-sap, suikersiroop en limoensap dat vers als frisdrank gedronken wordt. Op 500 gram lulo's gebruikt men in Cali 8 limoenen, een halve liter water, panela of suiker naar smaak, en ijsblokjes.
Het sap wordt als volgt gemaakt. Was de vruchten, en verwijder daarbij eventuele resten van de beharing op de schil. Doe de pulp met zaadjes en al in een blender, en maal deze heel kort, zodat de zaadjes vrij komen te liggen. het doel is niet om ze te vermalen. Zeef de pulp hierna, en breng haar op smaak.
In de Andes wordt de vrucht ook in warme bereidingen gebruikt. In Cali (Colombia) maakt men gelei en marmelade van het sap.
De rijpe naranjilla bederft vrij snel en is bovendien gevoelig voor beschadiging. De beste bewaartemperatuur is 7-10°. Onder optimale omstandigheden kan de halfrijpe vrucht 4-8 weken bewaard worden.
De vrucht is al eeuwen populair in de Andes, maar daarbuiten nauwelijks bekend. Het wordt er wel de 'gouden vrucht van de Andes' en zelfs 'godennectar' genoemd. Bewijzen dat de vrucht al in Pre-Colombiaanse tijd (voor de komst van Columbus) verbouwd werd, zijn er niet. Aangenomen wordt, dat men de vrucht altijd al wel van de wilde planten at.
Het mag niet bevreemden dat de geteelde vrucht veelal naranjilla wordt genoemd, de Spaanse benaming. Lulo of lulu is afgeleid van het Quechua, één van de talen die in de Andes wordt gesproken.
De naranjilla groeit behalve in Columbi&eauml; en Equador ook in Peru, Panama, Guatemala en Costa Rica. Het leeuwendeel van de teelt in Zuid-Amerika vindt plaats in Pastaza en Yunguilla, aan zijtakken van de Amazone in Equador in de bergen van Equador en Cauca en Nari&ntild;o in Colombia.
De Solanum quitoense is vernoemd naar Quito, de klassieke hoofdstad van Equador.
De naam lulu of lulois afgeleid van het Quechua Lulo, Naranjilla, Quito-Orange, obando, cocona, or nuqui are few of the common names of naranjilla fruit