De Oryza glaberrima is een eenjarige plant, die gemiddeld een meter hoog wordt, tot bijna manshoog (1 meter 50). De bladeren zijn 20-30 cm lang en 10-15 mm breed. De bloeiwijze is aarvormig, net als bij andere grassen. Hij is vruchtdragend. Wat we in het spraakgebruik de rijstkorrel noemen is een caryopsis, een droge vrucht waarvan de vruchtwand rechtstreeks aan het zaadje is bevestigd. Het duizendtalgewicht is 26,5 gram, de rijstkorrel bevat 15 tot 29.6% amylose.
Afrikaanse rijst onderscheidt zich van Aziatische rijst door kleur, maat, vorm en smaak. Omdat het vlies zo donker van kleur is, wordt het rode of zwarte rijst genoemd. De zaden zijn vrij hard en bros zijn, en breken gemakkelijk. De opbrengst van Afrikaanse rijst is vergeleken met die van Aziatische rijst gering.
Aziatische rijst is bovendien geschikt om machinaal te bewerken. De rijstpelmolen is aan Afrikaanse rijst niet besteed, leidt tot veel breuk. De rijst moet beslist op de klassieke manier handmatig (met de vijzel) gedorst worden, er bestaat geen geschikte pelmolen voor Afrikaanse rijst. Om die reden verkiezen boeren de teelt van Aziatische rijst boven Afrikaanse rijst, vaak met een perceel Afrikaanse rijst dat niet voor consumptie wordt gebruikt maar voor rituele doeleinden.
New rice for africa of nerica is één van de cultivars die door AfricaRice zijn ontwikkeld waarin de voordelen van de Aziatische rijst en die van de Afrikaanse rijst gecombineerd zijn. De laatste is veel beter bestand tegen de Afrikaanse omstandigheden en beduidend minder waterafhankelijk. AfricaRice is een onderzoekscentrum onder het CGIAR, een internationale organisatie die zich bezig houdt met omderzoek op het gebied van voedselveiligheid.
AfricaRice ontwikkelt maatwerk, zoals aromatische Sahel-variëteiten, waarvan 80.000 hectare is aangeplant in Gambia, Guinee-Bissau, Mali, Mauritanië, Senegal en Sierra Leone, en arica-vari&eumk;teiten die specifiek bedoeld zijn voor het hoogland van Oeganda of de mangroves van Gambia.
Omdat onbekend onbemind maakt, is het goed om te weten hoe de Jola, met alle respect de Thai van Afrika, een zeer verfijnde rijstkeuze hebben. De voorkeur gaat uit naar een de lokale zoetere, langkorrelige rijst. Zij beschouwen de Aziatische gebroken rijst, die overal in het meer islamitische deel van het land ten noorden van de Casamance-rivier verkrijgbaar is, als inferieur, en hetzelfde geldt voor Amerikaanse witte rijst.
Afrikaanse rijst is relatief duur en zeldzaam. Toch kun je ook in ons land Afrikaanse rijst bemachtigen, afkomstig uit Suriname waar het voor ceremeniële doeleinden wordt verbouwd door de Marronen in het district Saramacca. Zij hebben hun eigen taal, het saamáka, waarin ze de rijst 'busi aleisi' of 'blaka aleisi' noemen. Onder die namen is het sporadisch te koop (geweest) in Amsterdam, niet gepeld.
Echter op diverse exportplatforms (groothandel) wordt ook in India geteelde Oryza glaberrima aangeboden.
De theorie dat de Afrikaanse rijst een onafhankelijke domesticatie is, wordt door sommige deskundigen in twijfel getrokken. Zij vragen zich af of niet het omgekeerde waar is, dat de Oryza glammima uit de Aziatische Oryza sativa is ontstaan, na de introductie van deze rijst in de achtste eeuw of dienomtrent, en de Oryza bathii een verwilderde hybride van beide gedomesticeerde soorten is.
De meest aannemelijke plaats waar de rijst gedomesticeerd zou zijn, is het huidige Mali, aan de Opper Niger, alhoewel archeologisch bewijs hiervoor ontbreekt. Van waaruit zou de rijst op twee plaatsen terecht zijn gekomen waar het zich verder ontwikkelde (Portères, 1962):
De directe aanleiding voor de domesticatie van gewassen in de sub-Sahara was de transformatie van bos in savanne. Omdat men afhankelijk was van de oogst van wilde gewassen, moesten alternatieven bedacht worden. Omdat de leefwijze de pastorale samenleving was, met jagers en nomadische herders, verspreidde de know-how zich snel, mede reden waarom de oorsprong van de domesticatie zo onduidelijk is.
Het eerste geschreven bewijs van de verbouw van Afrikaanse rijst dateert uit de vijftiende eeuw, in de vorm van een kroniek van de Portugees Gomes Eanes de Azurara uit 1446, waarin hij aan de hand van een reis over de Gambia rivier uitgestrekte velden met rijst beschrijft. Enkele jaren later bevestigt Alvise de Cadamosto deze waarneming.
Duarte Pacheco Pereira is nog iets specifieker in zijn beschrijving. In een kroniek van 1506–1508 duidt hij dat de Falupas die in Casamance en Guinee Bissau leefden over veel rijst beschikten. Naast de Falupas - de toennmalige benaming voor de Jola, was dat ook het geval bij de Cocalis (nu Landuma) en de Biafadas. Nit geheel toevallig verbouwen juist deze bevolkingsgroepen nog altijd Afrikaanse rijst.
De Jola en hun buren bedreven natte rijstbouw. Zij legden dijken aan en waterreservoirs, nog voor de komst van de Europeanen. Hoewel niet exact bekend is wanneer de Aziatische rijst op het Afrikaans continent is ge¨ntroduceerd, denkt men aan de zeventiende eeuw, misschien zelfs wel eerder. Het is zeer aannemelijk dat men juist in deze regio begonnen is met verbouw ervan, immers men had ruime ervaring met natte rijstbouw. Toch zijn de Jola in Casamance ook trouw gebleven aan hun Afrikaanse rijst.
In de zeventiende eeuw kochten slavenhandelaren de onbewerkte rijst op als proviand voor de lange reis naar de Nieuwe wereld. Van wat over bleef, legen zij kleine rijstpercelen aan, vaak in hun eigen tuin, die ze de slaven lieten bewerken. Op die manier is de rijst terecht gekomen in Brazilië, Guyana, El Salvador, Panama en Suriname, waar de rijst overigens nergens meer verbouwd wordt. behalve in de binnenlanden van Suriname, waar de Marrons nog altijd Afrikaanse rijst verbouwen. De Marrons zijn afstammelingen van tot slaaf gemaakte West-Ivorianen. Deze Mande stonden bekend als goede rijstboeren.
De Marrons zijn uit slavernij ontsnapt, en namen hun toevlucht in het bos. Volgens de overlevering vlechtten de vrouwen rijstzaden in hun haar met het doel die op hun nieuwe bestemming te gaan verbouwen, en dat gebeurde. De Marrons leidden daar bepaald geen teruggetrokken bestaan. maar kwamen regelmatig naar de blanke nederzettingen om deze te plunderen. Om er voor te zorgen dat de kolonisten met hun patrouiilles niet bij hun voedselvoorraden konden komen, legden ze akkertjes (kostgronden) aan op enige afstand van de plek waar ze hun huizen op trokken, en bouwden opslagruimten - kibrikondres - op afgelegen plekken, die ook dienden als schuildorp. Voor dit jachtige en zeer onzekere bestaan was Afrikaanse rijst een uitkomst, want snel oogstbaar. Het was primair voedsel, maar ze gebruikten het daarnaaast, en nog altijd, voor hun ceremoniële gebruiken.
Naderhand is Afrikaans rijst ook in het zuiden van China, Hainan en de westelijke Himalaya terecht gekomen. Volgens de Flora of China zou deze rijst verbouwd worden in Hainan en Yunnan. Hiervan hebben we geen actuele bevestiging vonden.
Het epitheton glaberrima betekent 'onbehaard'. In de spreektaal vind je in Afrika een gote hoeveelheid benamingen voor rijst, onder te verdelen in drie groepen, in West-Afrika maro of malo, in Hasussa shinkafa en in Oost-Afrika woorden die zijn afgeleid van het Arabische ruzz of het Portugese arroz.
Eén van deze benamingen is malon, maron of moron in Ivoorkust. De benaming Marrons van de bevolkingsgroep in Suriname voor de Businengee is niet aan dit woord gerelateerd, maar zou zijn oorsprong hebben in het Spaanse cimarrón, dat 'levend op de bergtoppen' betekent, en in bredere zin wordt gebruikt voor de afstammelingen van mensen die de slavernij ontvluchtten en zich in begrgachtige gebieden vestigden.
Hierin speelt de genenbank van AfricaRice een belangrijke rol. AfricaRice spant zich om met behulp van zaden van vaak al verdwenen landrassen nieuwe rijstvariëteiten te ontwikkelen die de igennschappen van dezelandrassen en Aziatische rijst verenigen, denk aan zout- of droogte-resistente rijstvari&eumkl;nten.
Een lage opbrengst is een van de belangrijkste zorgen m.b.t. de rijstproductie in Afrika bezuiden de Sahara. Oryza glaberrima kent vergeleken met de Aziatische rijst een lage opbrengst , terwijl deze de biotische en abiotische stress niet kan verdragen. Pogingen om de eigenschappen van beide te verenigen, mislukten aanvankelijk doordat de planten steriel bleken.
Inmiddels zijn de eerste zelfvruchtbare interspecifieke rijstvariëteiten te ontwikkelen, in de volksmond NERICA's genoemd.