De lotusboom is een bladverliezende struik of boom. Als boom kan 15-30 meter hoog worden. Hij heeft een forse stam, die een diameter van ruim een meter kan bereiken. De bast is grijsbruin, het hout donker, als van ebbenhout. Lotusbomen zijn zeer winterhard (tot -20°).
De boom wordt gebruikt als onderstam bij de teelt van andere, vooral Aziatische persimoenen.
Hij heeft langwerpige bladeren, en bloeit in juni en juli. De bloemen groeien op bladstelen. Bomem hebben oftewel mannelijke oftewel vrouwelijke bloemen, voor een vruchtdragende plant is dus een tweede, mannelijk boom nodig. De vruchten zijn zo grot als kersen, zo'n 1 tot 2 cm groot, en zijn oranje-geel. Ze worden blauw-zwart wanneer ze rijpen, vergelijkbaar met pruimen. Ze rijpen in de late herfst (oktober-november).
De dadelpruim is in ons land niet in de handel, wel als plant. De vrucht dient koel bewaard te worden. Hij is slecht houdbaar en beschadigd ook snel. Troostvol is, dat wanneer hij begint te rotten, hij op zijn zoetst is.
De onrijpe vrucht is bitter en oneetbaar. De rijpe vrucht wordt zowel rauw als gekookt gegeten. De smaak van de rijpe vrucht is zoet, al blijft de bittere toon altijd aanwezig. De vrucht is het lekkerst wanneer er een vorstje overheen is gegaan.
Snijd het kapje er af en lepel de inhoud uit de vrucht.
De plant groeit van nature in lager gelegen gebieden, beneden 600 meter, maar komt sporadisch ook in hoger gelegen gebieden voor, onder meer op 2500 meter hoogte in China.
De lotusboom behoort tot de vroegst gecultiveerde bomen.
De geslachtsnaam betekent goddelijke vruchten en is samengesteld uit de Griekse woorden diós en pŷrós, letterlijk Zeus' en graan of vrucht, de naam die de Grieken gaven aan de Diospyros lotus. De dadelpruim is genoemd naar de twee vruchten waarnaar hij smaakt, de dadel en de pruim. Deze woordcombinatie is voor het eerst in het oude Perzië gebruikt: khormaloo. Hij wordt ook wel Kaukasische persimoen genoemd
Linnaeus gebruikte het woord lotusboom voor een boom die hij in Italië aan trof. Het was aanvankelijk onduidelijk welke boom hij hiermee bedoelde, maar kennelijk bedoelde hij een boom met 'zwart' hout.
Dadelpruimen bevatten appelzuur en vitaminen.