Net als de Garciniaxanthochymus wordt de Garciania dulcis mundu genoemd. Beide zijn botanisch zeer verwant - vrijwel identiek - hoewel nog altijd beschouwd als twee verschillende soorten.
De Garcinia dulcis (resp. xanthochymus) is een vijf tot twintig meter hoge boom, die voor komt in het regenwoud, in heuvelachtig kustgebied tot een hoogte van 500 meter boven zeespiegel.
Hij heeft smalle, puntige bladeren met een duidelijk zichtbare middennerf. Ze worden mettertijd donkerder van kleur, en hebben een licht behaarde onderkant.
De Garcinia dulcis bloeit in de periode april-mei. Een boom draagt zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, en is zelfbestuivend. De vrouwelijk bloemen zijn tweemaal zo groot als de mannelijke. De wit-gele bloemen staan in clusters van twee tot tien bloemen aan het uiteinde van jonge takken (eindknoppen) of in de oksels van takken (okselknoppen). Een bloem bestaat uit vier kelkbladeren en vier bloemblaadjes. De bloei duurt slechts een etmaal, waarna de bloemblaadjes snel verwelken en onmiddellijk af vallen. Het duurt nog drie à vijf maanden voor de vrucht volledig ontwikkeld is en rijp.
De vruchten zijn zoals gezegd rond, vijf tot acht centimeter groot, en hebben een puntig uiteinde. Een vrucht heeft één tot vijf zaden, 2,5 cm groot. De schil is glad en dun, waardoor de vrucht als handfruit gegeten kan worden. Het vruchtvlees is sappig en smaakt zoet en zuur, volgens sommige bronnen zeer aangenaam, volgens andere weinig smakelijk. De onrijpe vrucht is lichtgroen van kleur, na rijping helder geel tot oranje. De schil is zuurder dan het vruchtvlees (25 vs 19% citroenzuur).
Voor zover bekend is de vrucht zelf niet in ons land verkrijgbaar, wel (sporadisch) in gedroogde vorm onder de naam asam kandis.
De vrucht kan uit de hand gegeten worden. Verse vruchten worden vaak met suiker bestrooid gegeten. Populair zijn de jams en drankjes die er van gemaakt worden.
In de dagen na de pluk verhardt de schil afhankelijk van hoe de vrucht geoogst is en onder welke omstandigheden hij wordt opgeslagen. Vooral de luchtvochtigheid is van belang. Als deze te hoog is, kan de verharding een week of langer duren, voordat de vrucht gereed is voor de handel.
Aan een harde vrucht kun je niet (zien hoe vers hij is en of hij nog wel eetbaar is. Na een aantal dagen ongekoelde opslag kan de vrucht ernstig bedorven zijn, zonder dat je dat van buitenaf kunt waar nemen. Als de schil zacht is, kort na de pluk, is dat in de regel het teken dat de vrucht rijp en vers is.
In India zijn fossielen van Garcinia-achtige planten gevonden die 65 tot 2,5 miljoen oud zijn. Daaronder onder meer fossielen van de Garcinia Nepalensis. Van de Garcinia dulcis zijn geen fossielen bekend.
In Indonesië komt de mundu behalve op Java en Kalimantan ook voor op Sulawasi en de Molukken. Daarnaast komt hij voor op de Filippijnen, Nieuw Guinea en Queensland, Australië. Ook zou hij lokaal in Zuid-Amerika voor komen. Hij wordt in op zeer kleine schaal verbouwd voor lokaal gebruik, onder meer in Thailand.
De mundu heeft verscheidene benamingen, zoals in Indonesië rata of gourka. Springer geeft een uitgebreid overzicht van lokale benamingen in Indonesië, vaak afgeleid van mundu. Op de Philippijnen heet de vrucht bagalot, in Thailand maphuut en in Vietnam bíra ngot.
De soortnaam dulcis betekent zoet, opmerkelijk voor een plant met een notoir zure vrucht.
In tegenstelling tot mangosteen, die nauwelijks Vitaminen bevat, bevat mundu volgens de schaarse informatie over de voedingsstoffen in de vrucht wel enige vitamine A en C. De vrucht is rijk aan fosfor.
Respecteer het copyright !