De shamouti is een zoete, bijna pitloze sinaasappelvariëteit. De vrucht is elliptisch en heeft een vrij dikke, enigszins taaie schil, die deze sinaasappel uitermate geschikt maakte voor export in een tijd dat het transport naar het belangrijkste afzetgebied West-Europa lang duurde en veel van de sinaasappels vroeg.
Er zijn verscheidene shamoutirassen:
Variëteiten die sterk op shamouti lijken en waarvan bekend is dat ze eruit voortkomen, zijn de Kinariti, een vroege Shamouti, de rozevlezige Sarah en de Egyptische 'witte' Shamouti Masry. De Noord-Afrikaanse (Tunesische) Maltaise Blonde en de Italiaanse Barile lijken sterk op de shamouti, hoewel hun vruchten iets kleiner zijn. Eerstgenoemde wordt wel de kleine Jaffa genoemd.
Net als andere navelsinaasappels is de Shamouti-boom tijdens de bloei gevoelig voor hitte en droogte. In zeer warme en dorre streken is de productie laag en zijn de vruchten (te) groot en (te) grof. Waarschijnlijk daarom en om de beschikbaarheid van de productieve onderstam, is de commerciële teelt van de shamouti beperkt tot regio's in het oostelijke deel van het Middellandse Zeebekken.
De shamouti-boom heeft een rechtopgaande groeiwijze, met dikke, doornloze vertakkingen. De bladeren groot en breed, met kleine, smal gevleugelde bladstelen. Als onderstam wordt veelal de vrij kleine Palestijnse zoete linde gebruikt. Op deze onderstam is de boom zeer productief, meer dan op de grotere onderstam van de zure sinaasappel.
Na de Krimoorlog 1856 raakte de export van sinaasappelen vanuit de havenstad Jaffa in een stroomversnelling. In 1871 stichten Duitse Tempeliers in de nabijheid de nederzetting Sarona en brachten de sinaasappel onder de merknaam Jaffa op de markt. De sinaasappelteelt groeide uit tot Jaffa's belangrijkste exportproduct, en in 1873 telde de streek circa vierhonderd sinaasappelplantages. De jaarlijkse productie bedroeg in die jaren 33,3 miljoen stuks, meer dan 15 miljoen kisten in de jaren twintig van de vorige eeuw.
Tegen de Eerste Wereldoorlog was er ongeveer 5.500 hectare aan Palestijnse sinaasappelboomgaarden. Een derde daarvan was toen al eigendom van in Palestina woonachtige Joden.
Jaffa was het economische en culturele hart van het toenmalige Palestina. Het was één van de grootste havens voor sinaasappelexport ter wereld, en zou dat tot 1970 blijven. Volgens het VN-verdelingsplan van 1947 zou Jaffa in de vorm van een enclave deel blijven uit maken van de te vormen Arabische staat.
Het verdelingsplan maakte deel uit van resolutie 181, in 1947 in meerderheid door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties aangenomen. Het Brits mandaatgebied Palestina zou verdeeld worden in een onafhankelijke Joodse en een onafhankelijke Arabische staat, met Jaffa als Arabische enclave. Resolutie 181 werd aanvaard door de Joodse leiders, maar van de hand gewezen door de Arabische leiders. Op 15 mei 1948 zouden de Britten zich uit het het mandaatgebied terug trekken, maar nog voordat dat plaats vond, riepen de Joodse leiders onder leiding van David Ben-Gurion eenzijdig de onafhankelijke staat Israël uit.
In de weken voordat de Britten Jaffa zouden verlaten, hadden Israelische troepen de stad omsingeld. Het zou een onbedoeld gevolg zijn van de Israelische acties om Tel Aviv en de routes naar die stad te beschermen door de bezetting van Palestijnse dorpen Hiriya, Sakiya, Salame en Yazur ten oosten van Jaffa. Op 29 april was Jaffa omsingeld, in afwachting van de terugtrekking van de Britten. De meeste van de 70.000 Palestijnse inwoners waren de stad toen al ontvlucht in een exodus over zee. De overgave van Jaffa vond plaats op 13 mei, de dag dat de Britse troepen vertrokken.
Niet alleen werd de stad bezet, ook de belangrijkste bron van inkomsten, de sinaasappelboomgaarden in en rond Jaffa werden door de Israeli geconfisqueerd. Daarmee was de hele keten, het episch centrum van de shamouti-teelt en -handel Israelisch geworden. De handel in shamouti zou in de jaren '70 zijn hoogtepunt beleven.
Tot op de dag van vandaag exporteert Israël citrusvruchten van het merk Jaffa, hoewel er de facto geen sinaasappelbomen meer op Jaffa's grondgebied staan. De meeste boomgaarden werden vernietigd of verlaten toen de sinaasappels hun prominente marktpositie verloren met de toetreding van Spanje en Griekenland tot de Europese (economische) gemeenschap (EEG) in de jaren tachtig van de vorige eeuw.
De meeste shamouti 's worden tegenwoordig elders in de regio verbouwd, niet alleen in Israël, maar met name in Cyprus en Turkije en Libanon, Syrië, Griekenland en Egypte. Pogingen om de shamouti zelfs in de Verenigde Staten (Florida) te telen, mislukten.
De Florida-Jaffa is dan ook geen shamouti, maar ondanks de benaming een andere variëteit, met een andere afstamming. De vrucht van de Florida-Jaffa is middelgroot bolvormig, heeft weinig zaden (pitten). Het vruchtvlees is licht oranje; medium zacht, sappig en goed van smaak. Lijkt eerder op de Joppa, een net als de shamouti van origine Palestijnse citrus.
In de benaming van de Jaffa is de schrijfwijze van deze plaats soms Jaffaoui of Iaffaoui.