De Ethiopische haver die volledig is aangepast aan de groei-omstandigheden in Ethiopië, Eritrea en Jemen, waar hij op hoogten van 1700 tot 3000 meter voor komt. Ajja wordt hier verbouwd of getolereerd - het groeit vaak als onkruid tussen de gerst - en met gerst en/of teff gemengd verkocht om er brood (zoals injera) van te bakken. Ajja is overigens de verzamelnaam voor haver, niet specifiek Ethiopische haver.
De Avena abyssinica is een eenjarige, triploïde plant, rechtopgaand, en 80 cm tot 1 meter 50 hoog. De bloeiwijze is pluimvormig en 8 tot 25 cm lang. Aan het uiteinde van de stengels staan gesteelde pluimpjes van twee of drie tweeslachtige bloemen, De diploïde vrucht is kleiner dan de vrucht van de gewone haver (7-8 mm lang), en moet net als deze gepeld worden, omdat het zaad sterk verbonden is aan het lemma en de kolf. De bloeitijd is in juni/juli, de zaden rijpen van augustus tot oktober.
De korrel van de Ethiopische haver bevat aanzienlijk meer eiwitten (27-53% meer) en meer vet (14-27%) dan die van de gewone haver, en bovendien 38-72% meer polysachariden.
Gebroken Ethiopische haver (grutten/bulgur) is verkrijgbaar onder de naam 'kinche', vergelijkbaar met 'Scottish oats', en net als die gebruikt als ontbijt.
De haverkorrel heeft een prettige milde smaak, en is romig, wat vooral tot uitdrukking komt wanneer de geplette korrel (havermout) gekookt wordt. Haver wordt onder meer verwerkt in ontbijtproducten als muesli, cruesli en granola. De haverkorrel bevat weinig gluten, waardoor haver meel niet bijzonder geschikt is om brood van te bakken. Havermeel wordt vaak als anti-oxidant gebruikt, omdat het remmend werkt op producten zoals olie die snel ranzig worden. haver wordt ook in witbier gebruikt.
In ongepelde vorm zijn de zaden lang houdbaar, tot wel enkele jaren.
Ethiopië wordt beschouwd als het secundaire centrum van het geslacht Avena. Deze aanname doet Vavilov voor het eerst in 1951, die naamgever is van de Avena vaviloviana, nauw verwant met de Avena abyssinica. Tot de haversoorten die van origina in Ethiopië voor komen behoren naast de Avena abyssinica en de Avena vaviloviana de Avena barbata, de Avena sterilis en de Avena byzantica. De gewone haver (Avena sativa) ontbrak tot voor kort in Ethiopië, maar wordt sinds de jaren zeventig van de vorige eeuw verbouwd in Selale in Noord Shewa en in delen van West Shewa zoals Meta-Robi en de Galessa van Dendi wereda, maar ook elders.
De teelt van de Ethiopische haver in Ethiopië concenteert zich in het noorden van het land. Sinds kort wordt er met Ethiopische haver geëxperimenteerd in Algerije en Tanzania. In Etrhiopië ondervindt de Ethiopische haver veel concurrentie van de geïntroduceerde, productiever gewone haver.
De botanische naam avena is afgeleid van het Latijnse 'avena', dat blazen betekent, een verwijzing naar het gebruik van de holle stengels van haver als blaasinstrument. het epitheton abyssinica betekent Ethiopisch.