Wilde selderij is een eenjarige, tropisch-subtropische kruidachtige plant. De plant heeft een rechtopstaande stengel, die sterk vertakt is, en wordt 60 - 90 cm hoog. De blaadjes staan op steeltjes, en zijn eirond en twee- of drievoudig geveerd. Naar boven toe worden de blaadjes steeds simpeler van vorm, vergelijkbaar met de blaadjes van de koriander, ook familie. Het laatste blad is zelfs lancetvormig. De verse bladeren worden als kruid gebruikt, met name in Thailand
De Trachyspermum roxburghianum is hermafrodiet, en bloeit van december tot februari. De bloeiwijze is karakteristiek voor de Apiaceae (schermbloemigen), met grote uit twaalf schermen samengestelde schermen met twaalf tot twintig, witte bloemen elk.
Binnen twee maanden na de bloei vormt de plant vruchtjes, 3-5 mm lang. De laatste oogst is in juli. Het zijn dubbele dopvruchten, waarvan de beide delen met elkaar verbonden blijven, ook na droging. Ze zijn grijs-groen en geribd, zoals komijn en kummel. De vruchtjes worden in de Bengaalse keuken, maar sporadisch daarbuiten, gebruikt als specerij, onder de naam radhuni of ajmod.
De plant is geïntroduceerd in Assam, Bangladesh, Borneo, Zuid-Centraal China, Java, Laos, Kleine Soenda eilanden, Maluku, Myanmar, Nieuw-Guinea, Filippijnen, Sulawesi, Sumatra, Thailand en Vietname n p de Andaman en de Nicobar eilanden.
De plant is voor het eerst beschreven in 1830 onder de naam Ptychotis roxburghiana door Augustin-Pyrame de Candolle, in Prodromus Systematis Naturalis Regni Vegetabilis, maar werd in 1927 door Karl Friedrich August Hermann Wolff in het geslacht Trachyspermum geplaatst.
De geslachtsnaam is een samenvoeging van twee Griekse woorden, Trachy, wat ruw of ruig betekent, en spermum, Grieks voor zaad. Het epitheton roxburghianum,
Ajowan is afgeleid van yavânî, wat 'Griekse specerij' betekent, en de theorie zou bevestigen dat de Grieken de plant naar Iran en wellicht oostelijker zouden hebben gebracht. Voorheen had de plant diverse andere botanische benamingen, zoals Carum copticum (!), Ptychotis ajowan en Ammi copticum. D