De Spondias pinnata die ook in het Nederlands de wilde mango wordt genoemd, is een snel groeiende boom. Hij wordt incidenteel wel 25 meter hoog, maar zal gemiddeld 10 tot 15 meter hoog zijn. Hij heeft geveerde bladeren, lancetvormig en met een gezaagde rand. Een veer bestaat uit 5 tot 11 glanzende, elliptische blaadjes van 7-12 cm lang, die naar hete uiteinde toe fijn getand zijn. In het droge seizoen verliest hij zijn blad.
Nadat de bladeren in het voorjaar zijn uitgelopen, vormt de boom in het droge seizoen pluimen met kleine, roomwitte bloemen. De boom is eenhuizig en bevat zowel mannelijke als vrouwelijke als tweeslachtige bloemen. Na het vierde of vijfde jaar geeft de boom voor het eerst vruchten.
De vrucht is een steenvrucht, ellips- tot eivormig, olijfgroen die bij rijping geeloranje wordt. Hij heeft een lengte van slechts 35-50 mm en een diameter van 25-35 mm, de grootte van een pruim. Het binnenste gedeelte van het endocarpium is houtachtig en gegroefd, het buitenste gedeelte vezelig. Een rijpe vrucht heeft 2 tot 3 zaden. De smaak is zoetzuur, althans de rijpe vrucht. De onrijpe vrucht is ronduit zuur.
In China bloeit hij van april-juni en draagt hij vruchten van augustus-september
Op het eiland Bali in Indonesië worden de bladeren sind jaar en dag gebruikt als medicijn. Er wordt een drankje mee gemaakt dat loloh cemcem wordt genoemd. Het wordt gemaakt in het dorp Penglipuran, en zou tijk zijn aan flavonoïden, terpenoïden, tannines, fenolen en alkaloïden.
Zowel de onrijpe vrucht als de rijpe vrucht zijn eetbaar. Wilde mango, waarom ook niet, kun je gebruiken in je zoete of hartige chutneys, het resultaat zal je verbazen. Aanvankelijk denk je aan 'mago', maar al gauw merk je de onderscheidende zuurte en de crunchy bite. Amra chutney heet deze in India. Amra's combineren zo geweldig met zoet, zout en chili !
De amra wordt in India ook als handfruit gegeten, zowel rijp als onrijp. Onrijpe vruchten worden opengesneden en bestrooid met wat chili-poeder en dan royaal bestrooid zout, dat de sappen naar boven brengt. Onrijpe amra wordt ook gebruikt om rode linzen op smaak te brengen, Wanneer de vruchten rijp zijn, wordt het vruchtvlees fijngestampt met steenzout, chilipeper, suiker, soms met een vleugje knoflook en korianderblaadjes.
De rijpe vrucht wordt hoewel hij vrij zurig kan zijn als handfruit gegeten en verwerkt in sorbets. De jonge scheuten van de wilde mango worden als groente gebruikt, onder meer in de Thaise keuken in Som tum.
De plant gedijt in de tropen, waar hij voorkomt in de laaglanden en tot 1200 meter hoogte. Hij groeit het best in gebieden waar de jaarlijkse dagtemperaturen tussen 22 en 27 °C liggen, maar kan 12 tot 35 °C verdragen. In rusttoestand kan de plant temperaturen tot ongeveer -3 °C overleven, maar jonge groei kan al bij geringe vorst ernstig worden beschadigd. De plant geeft de voorkeur aan een gemiddelde jaarlijkse neerslag tussen 900 en 1800 mm, maar verdraagt 600 tot 2200 mm.
De Spondias dulcis wordt geteeld in veel landen in de tropen en subtropen van de Oude Wereld (Maleisië, India, Indonesië, Sri Lanka), en in een aantal landen in Amerika (Jamaica, West-Indië, Venezuela, Brazilië).
De Spondias pinnata werd voor het eerst beschreven en benoemd door Carl Linnaeus, die in 1752 het geslacht Spondias benoemde. De soortnaam werd herzien en opnieuw ingedeeld door Wilhelm Sulpiz Kurz in 1875. In Zuidoost-Azië kent men een vrucht die net als de vrucht van de Spondias piunnata hog plum wordt genoemd, de Nepelese hog plum. Dit is de vrucht van de Choerospondias axillaris, vanwege de sterke overeenkomst ook wel Spondias axillaris genoemd.
Net als de Spondias dulcis (ambarella) wordt de Spondias spunnata en haar vruchten in de Indonesische archipel kedondong genoemd.