De Syrische rhus heeft geveerde bladeren, bestaande uit zeven tot vijftien ovale, dikke, behaarde blaadjes. De bloeiwijze (mei tot augustus) is pluimvormig, met pluimen van 15-20 cm lengte. De bloemetjes zijn gelig van kleur. De steenvruchtjes daarentegen zijn dieprood, en zijn net als de bladeren behaard.
De bloeiwijze is rechtopstaand en trosvormig, een thyrsus. De plant heeft mannelijk of vrouwelijke bloemen. Hij bloeit groen-geel, in de maanden juni en juli. Hieruit ontstaan rode steenvruchten, die in de herfst rijpen, en vaak ook nog in de winter aan de plant hangen, en als wintervoer voor de vogels dient. De sumac verliest overigens wel zijn bladeren, maar tonen eerst nog hun prachtige herfstkleuren, van geel en oranje tot rood.
Alle sumacplanten en -bomen zijn verwant aan de cashewplant, en de familie waartoe ze behoren - de Anacardiaceae - wordt zowel de cashew- als de sumacfamilie genoemd. Een kenmerk van de sumacplanten is de dieprode kleur van diverse delen van de plant, die daarom eeuwenlang werd gebruikt als kleurstof. Ook bevatten de vruchten tannine, die uit de vruchten gewonnen werd voor de leerbewerking. De vraag naar deze kleurstof en leerstof is al lang stil gevallen, en de teelt in sommige delen in het Middellandse Zeegebied daardoor nagenoeg ook. Onder meer op de eilanden Malta en Sicilië. Tegenwoordig worden de planten overal ter wereld als sierplant gebruikt, en voor consumptie verbouwd.
De eetbare gedeelten van Syrische rhus zijn niet alleen de vruchtjes, maar ook de jonge scheuten. De onrijpe besjes worden als kappertjes, in het zuur ingelegd. De meeste rijpe besjes worden gedroogd gebruikt als specerij, of op een vergelijkbare manier als tamarinde gebruikt. Het eetbare gedeelte van de scheuten heeft een malse groene kern. Het gedeelte met een witte kern niet gebruiken! De scheuten worden ontdaan van hun bittere bast, en zowel rauw als gekookt gegeten.
In Italië komt de plant al eeuwen - ook in het wild - voor in Sicilië en in Toscane. De bladeren van de planten die groeien in de bergen bij Palermo bevatten veel tannine, en worden 'masculino' genoemd. Ze werden er omwille van de tannine verbouwd. Die van de hoogvlakte heten 'feminelle', en bevatten aanmerkelijk minder tannine.
De botanische naam Rhus is afgeleid van het Greekse 'rhous', dat evenals het Latijnse 'rhus' en het Keltische 'rudd' werd gebruikt om de rode kleur van de sumacs te duiden. Het woord sumac zelf is van Semitische oorsprong, en komt onder meer voor in het Arabisch en het Hebreeuws. Coriaria is afgeleid van corrayeur, het Franse woord voor leerbewerking, leerlooierij, en is een verwijzing naar de tanines in deze plant.