In diverse landen gebruikt men de pit als smaakmaker. Daartoe wordt de pit gedroogd, geopend waarna het zaad geraspt of vermalen wordt. In Indonesië noemt men dat pelok. Het zaad hoeft niet perse het zaad van een mango te zijn, ook het zaad van de katsuri en de kwini, beide mango-achtigen, wordt hiervoor gebruikt.
Op Java maakt men er in de kampong van oudsher dodol en jenang pelok van, respectievelijk een dik-vloeibare brei (pap) en een 'bar' (snack). De ingrediënten en verhoudingen zijn ongeveer identiek: pelok (mangozaad), gulah merah (bruine suiker), santen (kokos) en wat zout. In dodol wordt ook wel pandanblad als smaakmaker gebruikt.
Het zaad wordt niet simpelweg gemalen, maat tot zetmeel bewerkt. Hiertoe worden de zaden gewassen, gemalen en vervolgens in de vijzel fijngewreven. Hierbij komt vocht vrij. Dat wordt afgegoten. Vervolgens wordt water toegevoegd, een liter per kilogram. Hierin wordt het maalsel een nacht weggezet. Daarna wordt het sap afgegoten en vervangen door schoon water. Het kan geen kwaad het mengel een dag of langer te laten staan. Daarna wordt het water afgegoten.
Om droog zetmeelpoeder te krijgen, dient alle water verdampt te worden. Dat gebeurt bij een temperatuur van 60°. Wanneer het meel droog is, wordt het gemalen en gezeefd. Wat achter blijft in de zeef eventeel opnieuw gemalen, en nogmaals gezeefd.
Voor jenan pelok wordt de rasp van één verse kokosnoot gebruikt, het zetmeel van zestig zaden en 250 gram gulah merah. Het mengsel wordt gekookt en op een vlakke plaat uitgestort. Na afkoeling worden er blokjes van gesneden.
In 2017 lanceerde een startup een andere commerciële toepassing van de pit in de vorm van een jenang met de naam Capslok, een woordspeling op capslock.
Jenang wordt normaliter gemaakt van cassavemeel (jenang grendul), kleefrijstmeel (jenang suran, suro of kudus), of havermout (jenang sumsum).
Van het mangozaad-zetmeel wordt ook bio-plastic gemaakt.