T'edj, of teji is een mede, de gebruikelijke benaming van een in de regel niet gekruide honingdrank. Het wordt gemaakt door vergisting van honing en water. Het alcoholgehalte ligt tussen 6 en 11 procent. De amberkleurige drank, die na filtratie helder is, wordt in Ethiopië thuis gedronken of in speciale restaurants, de t'ej bets. De wijn wordt traditioneel geschonken uit een bolvormige glazen karaf, de berle of berele.
Voor de kruiding van t'edj worden de bladeren en knoppen van de gesho (Ramnus prinoides) gebruikt, een plant die als hop wordt gebruikt, niet alleen bij de bereiding van t'edj, ook bij de bereiding van het Ethiopische bier, tella.
De milde smaak van t'edj maskeert het alcoholgehalte, dat varieert naargelang de mate van gisting. T'edj is een belangrijke component van awaze, een hete saus.
Traditioneel maakt men t'edj door een groot houten vat voor driekwart te vullen met één deel honing op vier à vijf delen water en dat af te dekken met een doek. Tijdens de gisting in de daaropvolgende dagen komen bijenwas en onzuiverheden naar de oppervlakte drijven. Dit schuim wordt dagelijks afgeschept.
Dan wordt gekookte gesho toegevoegd. Meestal wordt de gesho na een dag of vijf uit de drank gehaald. Daags erop wordt de honingwijn gedecanteerd, gefilterd en over gedaan in een schone, gesloten keramische pot. Het gehele proces duurt ongeveer twee weken, tegen het einde wordt honing toegevoegd om de drank te zoeten.
T'edj wordt meestal geserveerd in een ketel en gedronken uit bolle glazen met een smalle hals die eruit zien als de platbodem kolven uit een laboratorium.
De smaak van t'edj is minder honingrijk dan mede-drinkers gewend zijn. De citrustonen (grapefruit, pomelo) domineren, zelfs de bittere tonen van citrusschil.
In Europa wordt in twee brouwerijen t'edj gemaakt, in de Duitse mede-brouwerij Begena in Frankfurt en in de Zweedse mede-brouwerij Honeycomb in Örebro. Begena maakt zelfs drie soorten, waarvan één een ongefilterde is.
De Griekse geograaf Strabo (63 voor Christus tot 23 na Christus) schreef over de Troglodytes in het oude Ethiopië aan de grens met Egypte, holbewoners die zich voedden met slangen en hagedissen. Zij zouden een drankje brouwen van honing en water met toevoeging van gesho, takjes van de glanzende wegedoorn (Ramnus prinoides). En hoewel het drankje geen naam wordt gegeven en niet expliciet wordt vermeld dat het gebrouwen wordt, is de aanwezigheid van gesho erin afdoende bewijs geacht dat Strabo de Ethiopische mede bedoelt.
De geschiedenis van de drank zou nog veel en veel verder terug in de tijd kunnen voeren, naar het tijdperk van de koningin van Sheba in de tiende eeuw voor Christus. Feit of fictie ? Vermoedelijk een legende. Net als in de Griekse mythologie wordt ook in de Afrikaanse mythologie de verbintenis gelegd tussen bijen, koningen en goden.
Het neemt niet weg dat mede of honingwijn één van de oudste alcoholische dranken is, mogelijk al 8000 jaar oud, en het zou kunnen zijn dat het al millenia bestaat.
De oudste geschreven informatie uit Ethiopië zelf dateert uit de derde eeuw, en staat in de in stenen gehouwen Ge'ez inscripties. De teksten zijn gevonden bij archeologische opgravingen in Aksum , de eerste grote beschaving in het huidige Ethiopië. Aksum begon op te komen in de eerste paar eeuwen na Christus en stortte rond 900 na Christus in.
De Ge'ez inscripties bevatten de eerste schriftelijke vermelding van t'ej. De Nederlandse geleerde A.J. Drewes vertaalde ze, en beschreef ze in zijn in het Frans geschreven boek Inscriptions de l'Ethiopie Antique. De Ge'ez-inscripties beschrijven expliciet wat de proto-Ethiopiërs aten en dronken: maagdelijk schapenvlees, maagdelijk rundvlees, honing, tarwe, bier, een emmer boter en - het beste van alles - honingwijn.
In de twaalfde eeuw, onder keizer Lalibela (1189-1229), werd de consumptie van t'edj slechts toegestaan tijdens ceremonies. Dat goldt niet voor de adel. Men dronk t'edj toen uit grote ossenhoorns. In de negentiende eeuw pochten de Omoro's de beste honing van Ethiopië te produceren en de beste t'edj. Alleen van de donkerste honingsoort werd deze daadhi (de Oromo-benaming van t'edj) gefermenteerd. Het was zo populair, dat Omoro uit de hogere klassen hun eigen personeel - t'edj azai - in dienst hadden om de drank te maken
In de negentiende eeuw was t'edj de gewaardeerde drank van de Ethiopische adel en soldaten. Tijdens de regeerperiode van keizer Menilek II (1889-1913) en daarvoor onder de regering van koningin Zawditu, was de enige plaats waar t'edj mocht worden bereid het Koninklijk Paleis. Alleen de Ras en Deja Azmach (Gouverneur en Generaal) kregen toestemming om het te bereiden, hetzij voor speciale gelegenheden zoals huwelijken, banketten, hetzij voor dagelijks gebruik.
Er is dan ook een oud Amhaars gezegde, dat luidt: t'edj voor de edelen en kool voor de armen. Maar sinds het begin van de twintigste eeuw wordt t'edj meer gemeengoed, ook voor de lagere klassen. Behalve in de hooglanden, waar men tella bleef drinken, het goedkopere gerstebier.
Het woord t'edj kent veel varianten zoals tajay (Wolane), teje (Zway) of tajji (Harari). Mogelijk komt het woord uit de oorspronkelijke Semitische taal, waar de drank dagay werd genoemd, later tagay, tajji, teji en t'edj.