Om triglyceride beschikbaar te krijgen, is hydrolyse (lipolyse genaamd) nodig van deze lipoproteïnen. Dat gebeurt met lipoproteïnelipase, een enzym dat aanwezig is in het endotheel van de bloedvatwand. Door hydrolyse komen de vrije vetzuren (free fatty acids of FFA's) vrij met als residu de monoacylglycerol en gal. De triglyceriden kunnen dan in de enterocyten in de lever gereconstrueerd worden om cholesterol en eiwitten op te nemen en zo chylomicronen - de grootste en meest triglyceriderijke liproteïnensoort - te vormen. Chylomicronen gaan vervolgens naar het lymfatische en het vasculaire systeem om als energievoorraad paraat te zijn.
In het lipoproteïnemetabolisme ontstaan er oppervlakteresiduen zoals vrij cholesterol, fosfolipiden en apolipoproteïnen, die een belangrijk substraat vormen voor de rijping van HDL, high-density-lipoproteins, het slechte cholesterol genoemd.
Een deel van de vrije vetzuren zal zich binden aan albumine en op die manier blijven circuleren in het bloed of worden opgenomen door weefsels ter plaatse. Indien dit het vetweefsel is, zullen ze opnieuw intracellulair worden veresterd en als triglyceriden worden opgeslagen.
Wanneer de hydrolyse in de directe omgeving van spiercellen plaats vindt, kunnen ze intracellulair verwerkt worden om als brandstof te fungeren voor de energie verbruikende processen in de spieren, zoals in het hartspierweefsel, dat tussen twee maaltijden volledig afhankelijk is van deze energiebron. Maar triglyceriden hebben meer biologische functies dan de energievoorziening, ze hebben ook een isolerende en beschermende werking. Daarom slaan we ze onderhuids op (voor isolatie) en rond vitale, tere organen (ter bescherming).
In de natuur is de positie van de vetzuren binnen het triglyceridemolecuul niet overal gelijk. In plantaardige vetten bevinden de verzadigde vetzuren zich op de eerste en derde positie, de sn-1 en sn-3 positie. In palmolie wordt ook op de middelpositie een relatief hoog gehalte aan verzadigde vetzuren gevonden, dat is echter een uitzondering. In dierlijke vetten bevinden de verzadigde vetzuren zich met name op de middelste positie, de sn-2 positie.
Direct na een maaltijd bevat het bloed tijdelijk meer triglyceriden, omdat ze vanuit de darm (voedselopname) via het bloed naar het vetweefsel (vetopslag) getransporteerd moeten worden. We noemden al lipoproteïne, dat als vervoermiddel fungeert. Dat bestaat uit een kern van triglyceriden en cholesterolesters, en een omhulling (schil) van fosfolipiden, vrij cholesterol en gespecialiseerde eiwitten. Iedere dag wordt zo'n 140 gram TG langs deze weg getransporteerd, het merendeel in het bloed, een klein deel in het plasma. Het cholesterol 'lift' mee, gemiddeld 0,5 gram per dag van de dubbele hoeveelheid die de lever dagelijks produceert.
In de voedingsindustrie worden verzadigde vetten gebruikt voor de structuur en sterkte van vetrijke levensmiddelen als vervanging van de daar vroeger voor gebruikte transvetten. Men kijkt daarbij niet alleen naar de vetzuren an sich, maar naar de totale samenstelling van triglyceriden, die met name gebaseerd zijn op palmitinezuur (C16) of stearinezuur (C18), de voor de voedingsindustrie belangrijkste vetzuren.
Dit noemen we lange keten vetzuren (Medium Chain Triglycerides, afgekort tot LCT). Lange keten vetzuren zijn dominant in producten als boter en kaas. Slechts 10-20% van de vetten in melk (ongeacht of het van koeien, geiten of schapen afkomstig is) zijn middellange keten triglyceriden. Lange keten vetzuren worden met behulp van gal en het enzym lipase in de darm afgebroken tot glycerol en vetzuren. Daarnaast zijn er de middellange keten triglyceriden, afgekort tot MCT (Medium Chain Triglycerides). Vetten in onze voeding zijn opgebouwd uit middellange ketens van vetzuren, namelijk 6 tot 12 koolstofatomen: capronzuur (C6)), caprylzuur (C8), caprinezuur (C10) en laurinezuur (C12). Middellange keten triglyceriden komen in de natuur voor in palmzaden, vooral in kokosnoten, en in melk van approximately 10–20% of the fatty acids in milk from horses, cows, sheep, and goats were medium-chain fatty acids. Kokosolie bestaat voor ongeveer 65% uit verschillende middellange keten vetzuren, palm(pit)olie bevat het in kleinere hoeveelheden.
Normale kokosolie heeft een vaste structuur en wordt pas vloeibaar bij temperaturen vanaf 30°C. MCT-olie is dat deel van kokosolie dat vloeibaar blijft bij kamertemperatuur door het weglaten van de langste keten in de reeks, laurinezuur. Het wordt om die reden wel gefractioneerde kokosolie genoemd. Middellange keten vetzuren hoeven in tegenstelling tot lange keten triglyceriden niet eerst gesplitst te worden. Ze komen direct in het bloed terecht, worden sneller opgenomen en sneller omgezet in energie dan vetten met een langere keten. Veel MTC-olie bevat maar twee vetzuren: caprylzuur (60%) en caprinezuur (40%).