top
Syconium
Bloembodem
Sycoinium
 
VIJG

Receptaculum

Bloembodem

De botanische naam van bloembodem is receptaculum, Latijn voor 'vergaarbak'. Het doelt op het min of meer vergrote uiteinde van de reproductieve stengel waarop de bloemdelen zijn aangebracht, de bloeistengel.

De bloembodem vormt het centrum van samengestelde bloemen zoals madeliefjes of zonnebloemen, en is soms eetbaar, zoals het geval is bij artisjokken, vijgen, piridions - zoals de appel, peer of kweepeer- en zacht fruit zoals aardbeien, bramen en frambozen, maar ook de minder bekende alleen gedroogd verkrijgbare bloembodem van de cassia, (kaneelknopjes.

De drie basisvormen van de bloembodem zijn :

  • de thalamiflorus receptaculum; deze is convex: min of meer afgerond of conisch,
  • de schijfvormige receptaculum: plat, met een vaak nectardragende verdikking,
  • de kalivormige, holle receptaculum: min of meer komvormig, of kelk, wordt ook wel conceptaculum genoemd

Bij bedektzadigen is de bloembodem het verdikte deel van een stengel (pedicel) waaruit de bloemorganen groeien. Bij sommige schijnvruchten, zoals de pomes (zoals de appel, peer of kweepeer) en zacht fruit zoals de aardbei, braam en de framboos, vormt de bloembodem het eetbare deel van de vrucht. Bij de framboos is de vrucht opgebouwd uit een tros individuele steenvruchtjes bovenop een kegelvormige bloembodem. Wanneer een framboos wordt geplukt, komt het vruchtbeginsel gemakkelijk los van de vrucht, maar bij bramen blijft het aan de vrucht vastzitten.

Een bekend voorbeeld van een niet-eetbare bloembodem is de Receptaculum Nelumbinis, de kegelvormige zaaddoos van de lotusplant, een verzamelvrucht met dopvruchten die zich half verzonken in gaten in de platte kant van de half kegelvormige bloembodem bevinden.

De bloembodem is vlezig en vergroeid met de eierstokken

De bloem heeft een inferieur vruchtbeginsel, dat aan de bloembodem vast zit. Voorbeeld van zo'n vrucht is de appel. Het vlezige deel van de vrucht, dat ten onrechte vruchtwand wordt genoemd, wordt in feite gevormd door de ontwikkeling van de vruchtwand. In feite is bij de appel het vruchtbeginsel wat gegeten wordt en is de vrucht afkomstig van de wand van de carpel het klokhuis!

Veel vruchten, bessen of steenvruchten, worden gevormd uit een onvruchtbare eierstok, zoals bij bananen het geval is. De vormingsmethode kan heel verschillend zijn.

De bloembodem is vlezig maar is niet vergroeid met de eierstokken

De vruchthouder zelf wordt vlezig en draagt de vrucht. Dit zijn meestal achenen (afzonderlijke vruchten die elk uit één carpel komen en één zaad bevatten). De “schijnvrucht” die verhandeld of gegeten wordt, is dus de vruchthouder. Daarom worden deze vruchten ook wel “schijnvruchten” genoemd. Voorbeelden daarvan zijn de aardbei en de rozenbottel. Bij de aardbei bevinden de nootjes ('zaadjes') zich aan de buitenzijde van de vrucht, bij de rozenbottel zijn ze opgesloten in de vrucht.

comment

In het spraakgebruik worden het 'zaadjes' genoemd, de nootjes. Kleine, droge, harde, niet openspringende, eenzadige vruchtjes, waarvan het feitelijke zaad niet met de verhoute vruchtwand is vergroeid. Zoals het geval is bij zonnebloempitten, die je om die reden kunt pellen.

-->
slotregel

Bronvermelding update juli 2020

Schijnvrucht | Wikipedia (NL/NL)