Meestal worden ze toegeschreven aan de Romeinse fijnproever Marcus Gavius Apicius, die in de 1e eeuw voor Christus leefde, maar wellicht ook ene Caellius Apicius. In beide gevallen Apicius dus als naam. Een andere theorië luidt dat met Apicius helemaal niet op een specifiek persoon wordt geduid, maar dat met het woord een fijnproever in het algemeen werd verstaan.
De Apicius is een verzameling van tien boeken, vermoedelijk in de 3e eeuw samengesteld, meer bekend onder de naam 'De re coquinaria' wat 'Over koken' betekent of ook wel Ars Magirica, de kunst van het koken.
Het werk bevat recepten die zijn opgetekend uit verscheidene al bestaande bronnen, zeer waarschijnlijk geschreven door koks. Dat is het vermoeden op grond van een aantal recepten waarin vleessnits worden gebeurikt die de beurs van de gewone Romeinse burger beslist te boven gingen. Daarnaast bevat het boek veel recepten die prima thuis gemaakt konden worden en gerechten die we nu als streetfood zouden betitelen, en die geserveerd werden in de popinae, zoals de straatbarretjes in de Romeinse tijd werden genoemd.