Maniçoba is een gerecht met een lange geschiedenis die tegrugvoort naar de pre-columbiaanse tijd. Het wordt gemaakt van de plaatselijk verbouwde cassave, een cassave van het bittere soort, bitter, dus giftig. De bereidingswijze zal al doende ontstaan zijn. De enige manier om het blad te kunnen eten zonder er ziek van te voren, is het fijn te stampen en lang te koken. Zo ging dat, en zo gaat dat nog altijd.
Fijnmaken, spoelen en koken zijn probate manieren om de linamarine in het cassaveblad uit te schakelen. Linamarine is een cyanide glucoside die in ons lichaam wordt omgezet in het dodelijke blauwzuur. Met water spoel je de vrijgekomen giffen weg, met koken, zoals gezegd lang koken, elimineer je het resterende gif.
De berereiding is haast ondoenlijk in de moderne maatschappij, reden waarom men het alleen bij feestelijke aangelegenheden - in het groot - bereidt, of kant-en-klaar koopt. Zoals in het Braziliaanse Belém, in de deelstaat Pará, waar ieder jaar in oktober Círio de Nazaré wordt gevierd ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Nazareth (Nazaré). Hierin speelt dit Indiaanse gerecht een belangrijke rol, met name tijdens de uitgebreide lunch die op de tweede zondag van de maand wordt gehouden.
De beroemde Ver-e-Peso markt van Belém is rond dat festival een groen schouwspel, zoals uit bovenstaande foto blijkt. Men verkoopt er rauw casseblad (maniva crua) en voorgekookt blad.
Voor voorgekookte maniva betaal je vanzelfsprekend meer dan voor rauwe maniva (manica crua, zie foto). Een kilo rauwe maniva kost in Brazilië ongeveer R$ 5,00 (4 euro), terwijl de voorgekookte tussen R$ 6,00 en R$ 7,00 kost, ook in supermarkten.
Zijn de bladeren eenmaal gekookt, is het maken van het gerecht een peuleschil. De bladeren worden gecombineerd met een palet aan vleesproducten, zoals bacon en worst, varkensstaarten en wat niet meer.