Waar in Nederland magere karnemelk (0,5% vet) in gortepap wordt gebruikt, wordt in het Noorse rømmegrøt seterrømme gebruikt met een vetpercentage van maar liefst 35%. Seterrømme is vergelijkbaar met IJslandse sýrður rjómi, maar is romiger dan schmand of smetana, die je prima als alternatief kunt gebruiken. Beide hebben een vetpercentage van rond 25%.
Van de zure room wordt een pap gemaakt met gerstemeel. Tijdens het koken van de pap komen de vetbestanddelen van de room boven drijven. Hiervan wordt een deel afgeschept om later bij de pap geserveerd te worden. Niet alle vet wordt afgeschept, omdat de pap dan minder zuur zal smaken.
Tegenwoordig serveert men rømmegrøt met kaneel en (room)boter, vaak in combinatie met gerookte vleeswaren als fenelår (lamsbout) of kuivaliha (rendier). In vroeger tijden werd rømmegrøt geserveerd als topping van een waterige gortepap.
Zet de zure room op matig vuur, en kook deze goed roerende gedurende 15 minuten. Voeg de helft van de gerstemeel toe. Roer nog steviger, om te voorkomen dat het meel zal klonteren. Draai het vuur laag, Geleidelijk aan zal het roomvet in de seterrømme boven komen drijven. Schep hier een deel van af voor later gebruik. Let op. Hoe meer vet je af schept, hoe minder zuur de pap zal smaken.
Het nu tijd om de andere helft van de gerstemeel toe te voegen. Wederom op maig vuur, en krachtig roerende. De pap is klaar, zodra het gerstemeel gegaard is. Maak de pap eventueel op dikte met wat (extra) gerstemeel. Wees niet te haastig, want wanneer de pap even staat, wordt hij vanzelf wat dikker.
Serveer de pap met bruine suiker, kaneel en afgeschept vet (of gesmolten boter) en/of . Dien de pap op met vleeswaar en vruchtensap van rode bessen.