Kenmerkend voor de Sardijnse honing is zijn diversiteit, er zijn minstens elf soorten honing op het eiland. Ook karakteristiek is de van kurk gemaakte bijenkorf, de bugno. De techniek om bijenkorven van kurk te maken zijn bedacht door de Nuragiërs. De werking van de bugno (meervoud bugni) is allesbehalve ideaal. Het vergt veel energie van de bijenhouder en geduld, want gemiddeld oogst je slechts eenmaal per dire, soms vier jaar honing. Soms zo weinig dat je het moet achterlaten voor het bijenvolk.
De bugni worden bevolkt door de zwarte bij, een soort dat geen buitenstaander duldt. Ze produceren de cellen zelf, zonder hulp van de imker. Ondanks de geringe opbrengst (in honing en geld uitgedrukt) wordt de Nugarische bugno nog steeds gebruikt, meer uit respect voor een eeuwenoude techniek, dan uit commerci&eumkl;le overwegingen.
De bugno is een cylinder met een diameter van 30-45 cm en een hoogte van 90 cm, afgesloten door een kurken bodem en deksel. Elders in Italië vindt je soortgelijke constructies, zoals de búj van de bast van kastanjes in Castellaro in Ligurië, waar ze - vanzefsprekend - kastanjehoning maken.
Typisch Sardijnse honingsoorten zijn de Miele amaro, van de aardbeibom (Arbutus unedo), de Miele di asfodelo (Asphodelus microcarpus) en de Miele cardo (Galactites tomentosa). Voor Miele di eucalipto wordt tegenwoordig vooral ingevoerde eucalyptusbloesem gebruikt.
Honing is in Sardinië een belangrijke grondstof voor de fabricage van Sardijnse torrone en de zachte Sardijnse noga.
De Miele di asfodelo of affodilhoning wordt gemaakt uit de nectar van de affodilbloem, die behalve op Sardinië ook in andere delen van Italië in het wild groeit, met name op Sicilië.
Deze honing wordt gemaakt van de bloesem van de inheemse Eucalyptus camaldulensis en van andere eucalyptussoorten, in het begin van de twintigste eeuw op het eiland geïntroduceerd, zoals de Eucalyptus globulus.
Voor de Sardijnse honing zijn er twee seizoenen en twee heel verschillende producten. De gele winterhoning is puur rozemarijn, met zijn romige textuur. De omberkleurige zomerhoning, van de lrozemarijn uit de bergen, bevat ook lavendel en asfodelo, en oogt en smaakt heel anders.
De honing van de bloesem van de aardbeiboom (Arbutus unedo) is een uniek product, dat vrijwel nergens ter wereld wordt gemaakt. Een andere naam voor deze honing is miele amaro, bitterhoning.
De miele de cardo of distelhoning wordt gemaakt van de nectar van verscheidene distelsoorten - waarvan de Galactites tomentosa de prominentste is - zelden van één bepaald distelsoort.
De eerste bijenhouderijen op Sardinië qwaren die van de Nuragiers, we schreven hier al over. Een volk uit het Bronzen tijdperk, circa 1800 voor Christus. Zij danken hun naam aan de nuraghe, stenen bouwsels. Nur is Info-Europees voor een stapel stenen. Er zijn zevenduizend van deze 'fortezze', althans zo werden ze genoemd, maar onduidelijk is welke functie de nuraghe hadden, in geen geval forten. Mogelijk zijn ze op een zelfde manier gebruikt als de cacaria in de Abruzzen, en de veel latere trulli in Puglia, en werden er zowel bewoond als gebruikt voor opslag.
De Nuragiërs leefden tijdens de Bonnanaro cultuur, genoemd naar de vindplaats van veel items uit die tijd. Deze cultuur is voorafgegaan door de Klokbekercultuur, een semi-nomadisch volk, zonder vaste verblijfplaats. De Nuragiërs waren georganiseerd in clans en leefden van veeteelt (runderen en schapen) en landbouw, maar maakten ook bier en wijn. Ze hadden schepen en dreven handel met de Myceniers, Spanjaarden, zelfs met de arabieren in Libanon.
In de Romeinse tijd wordt veel honing gemaakt, ook voor het vasteland, maar de eerste 'fabrieksmatige' honing dateert uit de Middeleeuwen, en werd gemaakt in de kloosters op het eiland, waar bijen werden gehouden voor de was, om kaarsen te maken, en voor honing, voor medicinale toepassingen en voor consumptie. De bijenteelt in die tijd is beschreven in de Condaghe di Santa Maria di Bonarcado, één van de drie bewaard gebleven kloosterregisters, daterend uit de12eeeuw.
Respecteer het copyright !