Het is een knalharde vrucht, die groeit aan een bladverliezende boom (Limonia acidissima). Deze heeft een voorkeur voor droge grond, en is zelfs bestand tegen zoutere omstandigheden. De boom wordt zo'n meter of 9-10 hoog en heeft stekelige, vaak zigzaggende takken. Zowel de stam als de takken scheiden - vooral direct na de moessontijd - een doorschijnend, wit gom af.
De kawista is de enige plant in het geslacht Limonia. De vrucht van de kawista doet denken aan twee andere Aziatische vruchten, de kawista batu (Feroniella lucida) en de maja (Aegle marmelos). De kawista batu wordt op Java en in Cambodja verbouwd, de maja onder meer op het eiland Bali.
De bladeren zijn geveerd, en bestaan uit vijf tot zeven 4cm lange blaadjes, die een - licht - citrusaroma afgeven wanneer je er over wrijft, zoals bij veel planten uit de Wijnruitfamilie het geval is.
De bloemen van de kawista zijn mannelijk of hermafrodiet, en groeien in pluimen. Ze zijn roomwit en slechts 12½ mm groot. De bloeitijd is afhankelijk van de regio waar de plant groeit in het vroege of late voorjaar. dat geldt ook voor de rijping van de vruchten. In sommige streken rijpen de vruchten in oktober/november, in grote delen van India over een lange periode, van november tot maart. Een boom produceert gemiddeld 200 tot 250 vruchten per jaar.
Gemiddeld is de vrucht 7 tot 9 cm groot, en weegt tussen 180 en 350 gram. Het gewicht aan vruchtvlees is hiervan nog niet de helft (80 tot 160 gram). De kleinere exemplaren staan te boek als zuur, de grotere als zoet. Er zijn geen benoemde variëteiten. In het Indische Maharasthtra wordt het HB-10-type verbouwd, dat algemeen tot de lekkerste kawista's wordt gerekend.
Een kawista-vrucht is rond tot ovaal en heeft een ruwe, verhoute schil. De vrucht is bleekgroen en wordt bruin met spikkels wanneer hij rijpt. Het vruchtvlees is bleekbruin wanneer de vrucht nog onrijp is, maar kleurt bij rijping naar toffee-bruin. Het bevat een groot aantal wollig behaarde, bruine zaadjes.
Het vruchtvlees melig, zeker niet sappig. De zuurte van de kawista wordt wel een combinatie van tamarinde en limoen genoemd. De belangrijkste geurcomponenten van rijpe kawista zijn butyraten:
In panel-smaaktesten blijken de volgende smaken dominant: zoet, fruitig (peer), bloemig (jasmijn), caramel, mout, honing, zurig en verbrand:
Vanwege zijn resistentie tegen ziekten en is zoals hiervoor al geschreven bestand tegen droogte en zoute omstandigheden. Om deze reden wordt de kawista in Madura (Indonesië) gebruikt als onderstam voor sinaasappels. Deze sinaasappel wordt de kajer genoemd, een samenvoeging van de Indonesische woorden kawis en jeruk (citrus). Ze hebben een heel karakteristieke smaak.
De vrucht wordt rijp gegeten. Om te bepalen of een olifantsappel rijp is, laat je hem van 30 cm hoogte op een harde ondergrond vallen. Kaatst hij, dan is hij nog niet rijp. De geoefende consument kan ook ruiken of de vrucht rijp is.
De schil van de vrucht wordt niet gegeten. Hij wordt net als een kokosnoot 'gekraakt', bijvoorbeeld met een hamer. Gewoonlijk wordt het vruchtvlees uit de schil geschept, en al dan niet gemengd met wat suiker.
Een Indonesisch gerecht met kawista is mbojo. Beroemd zijn de drankjes, waarbij het vruchtvlees met water of kokosmelk wordt verdund en gezoet met palmsuiker. Op Atjeh noemt men deze kawis, naar de Javaanse naam van de vrucht.
In Rembang wordt kawista verwerkt tot een siroop. Het merk "Dewa Burung" is een lokale specialiteit. Deze siroop heeft een exotische smaak die lijkt op de beroemde frisdrank, waarnaar hij "cola dara Java" of Javaanse cola wordt genoemd.
Kawista kan in recepten gebruikt worden als vervanger van tamarinde. Er wordt ook ijs, jam en chutney mee gemaakt. De gom wordt gebruikt als vervanger van Arabische gom.
De vrucht rijpt na het plukken door. Gemiddeld zal de vrucht na onrijp geplukt te zijn, bij kamertemperatuur binnen tien dagen gerijpt zijn. De vrucht maar ook het vruchtvlees is zeer lang houdbaar. In de koeling wel twee maanden.
Het vruchtvlees kan bovendien ingevroren worden. meng het met wat citroensap voor kleurbehoud en vries het in porties in.
Als oorsprong wordt het Indische Poona genoemd. De eerste beschrijvingen van de 'kapittha', zoals de boom in het Sanskriet wordt genoemd, dateren van voor de jaartelling. In geschriften uit de 6e en negende eeuw voor Christus worden zowel de vrucht als fruit als de bom als medicinale plant beschreven.
De boom, bekend als vila, is een Sthalavriksha, een boom die is geplaatst bij een tempel. Sthalavriksha is de benaming voor tempelboom, bomen die in het Hinduïsme als even heilig wordt beschouwd als de godheid waaraan een tempel is gewijd. Het woord betekent 'boom van de plek', duidend op 'deze bepaalde boom'.
De boom wordt niet grootschalig verbouwd,. Veelal is het een nevengewas.
De Limonia acidissima wordt een groot aantal medicinale kwaliteiten toegedicht. Dat betreft alle delen van de plant, ook de bast en het hars. De veelvuldig geciteerde bewering dat de vrucht rijk is aan vitamine C, is onjuist. Wel bevat de vrucht veel pectine, zo'n 3 tot 5%.