Er zijn daardoor twee typen Phaseolus lunatus, de grootzadige of Sieva, met zaden van 20-25mm en de kleinzadige Lima met zaden van 8-10mm. Het onderscheid is illustratief voor de gescheiden ontwikkeling, zowel in het wild als onder de gecultiveerde soorten vanuit de twee oerstammen.
De plant groeit van nature zowel in struik- als in rankvorm. Van nature is de plant overblijvend, maar in teelt vrijwel altijd eenjarig. De plant is zeer vorstbestendig, en veel minder gevoelig voor natte of koude omstandigheden dan de Phaseolus coccineus. De klimmende limaboon is normaal gesproken veel productiever dan de struikvorm, die daarenteger eerder peulen vormt. Klimmende lima's kunnen een lengte van bijna 4 meter bereiken.
De Phaseolus lunatus draagt witte of gele bloemen, en bloeit - op het noordelijk halfrond - van juli tot september. De bladeren zijn samengesteld en bestaan telkens uit drie kleine blaadjes. De peulen variëren in afmeting, afhankelijk van de variëteit, van 5 tot wel 15 cm lang. De zaden groen, hoewel er variëteiten zijn met rood-paarse tot bijna zwarte zaden (bonen), soms gevlekt.
Veelal wordt de limapeul met de hand geplukt over een periode van vier tot zes weken, wannee rd epeulen niet gelijkmatig ontwikkelen en rijpen. Alleen in drogere regio's worden de planten in hun geheel gerooid om in de zon te drogen gelegd te worden. Onder meer op het eiland Madagaskar.
Zowel de zaden als de peulen en de scheuten worden gegeten. Van de gedroogde zaden wordt ook meel gemaakt, dat als bindmiddel wordt gebruikt. De bladeren worden zelden gegeten, ze zijn nogal bitter.
Limabonen komen hier vrijwel uitsluitend gedroogd of als conserve voor. De meest voorkomende is de reuze-limaboon, die vaak onder de benaming boterboon, soms olifantsboon wordt aangeboden.
Gedroogde bonen worden voor bereiding eerst een nachtje in water gezet om water op te kunnen nemen. Ze zullen zwellen. Week altijd in ruim water, gebruik voor 200 gram bonen ongeveer een liter water. Spoel ze na het weken af, zodat je de oligosacchariden kwijt raakt, die winderigheid bij het eten van bonen voroorzaken.
Doe de gespoelde bonen in een pan met (ruim) een halve liter water om ze in te koken.
Kook ze daarna rustig, dat wil zeggen, breng ze eerst aan de kook, en draai de warmtebron dan terug, om de bonen tegfen de kook aan te laten garen. Tot ze de gewenste garing hebben. Voeg pas zout toe wanneer je halverwege de kooktijd bent. Dat geldt zeker ook voor zure stoffen, zoals azijn, citroensap of azijn, deze zorgen voor verdikking van de zaadhuid, waardoor de bonen slecht zullen garen.
Het moment waarop je kruiden toe voegt, is naar behoefte. Harde kruiden kun je gerust van meet af aan mee laten koken.
Voor liefhebbers van de snelkookpan. De kooktijd bedraagt circa 35 minuten.
Wanneer je bonen kookt, vormt zich schuim op het kookwater. Dit wordt veroorzaakt door de in water oplosbare eiwitten. Het schuim kan geen kwaad en hoeft daarom niet afgeschept te worden, het lost tijdens het koken trouwens vanzelf weer op.
Wanneer je besluit grove stukken boon te roerbakken, verdient het aanbeveling deze eerst te blancheren, dat wil zeggen kort in heet water te houden, tegen de kook aan. Dat voorkomt de onaangename verrassing dat alle ingrediënten gaar zijn en de bonen niet.
Het groeigebied van de wilde Phaseolus lunatus is zeer divers. Hij komt zowel voor in de droge, hete kustgebieden van Peru, als in de natte Equadoriaanse Amazone, en groeit ook in gematigder gebieden, tot een hoogte van 2.400 meter. De kleinzadige Phaeolus lunatus groeit behalve in de lager gelegen gebieden van Argentië tot Mexico ook op de Caribische eilanden.
Iedere wilde populatie blijkt zijn eigen habitat te hebben, waarbij de grotere bonen overwegend in de drogere gebieden voorkomen, en beter bestand zijn tegen kou dan de kleinere limabonen.
De domesticatie van de grootzadige limaboon vond plaats in de tropische Andes,en van Venezuela tot Argentinië, die van de kleinzadige in subtropisch Midden-Amerika (Bahama-eilanden, Costa Rica, Cuba, Equador, Guatemala, Mexico en Jamaica).
De Sieva werd intensief verbouwd door de Nazca en de Mochican, twee Andesvolkeren die leefden in de regio Ancash, aan de westkust van Peru. De Nazca zijn bekend van de gigantische geometrische figuren in de Nazca woestijn.
Tegenwoordig wordt de limaboon in vrijwel alle tropische en subtropische regio's verbouwd, In Europa onder meer in Italië.
Onder de Spaanse heerschappij werden lima-bonen vanuit Peru verscheept naar Europa, maar ook naar Birma (Myanmar) en de Philippijnen, van waar de plant al vroeg in Indonesië terecht gekomen. Tijdens de slavenhandel werd de boon ook in Afrika geïntroduceerd, vooral in het westen.
Op de labels van de verscheepte limabonen stond Lima vermeld, de plaats van waaruit de bonen verscheept werden. Daaraan danken de bonen hun naam.
In Spanje overigens noemt men de boon veelal garrafón, zoals in Valencia waar de limaboon hoofd-ingrediënt is in de paella. De naam boterboon die in veel landen wordt gebruikt wordt in de regel gebruikt om de grote bonen van het Sieva-type te onderscheiden van de kleinere Lima te onderscheiden.
Er zijn talloze benamingen voor de limaboon, waarvan we de belangrijkste uit Zuid-Amerika naast de gebruikelijk vertalingen op deze site, niet willen onthouden. Trouwens ook niet de Zuidafrikaanse benaming(en), het Gouwerneursboontje of Sewejaarsboontje.
De (wilde) Phaseolus lunatus komt niet voor op de Internationale Rode lijst van bedreigde planten, en voor zo ver na te gaan, ook niet op nationale lijsten. In de afgelopen jaren is de veelvuldig beschrevn en onderzochte wilde populatie in de Centrale Vallei in Costa Rica echter gedecimeerd. Als belangrijkste oorzaak hiervoor is menselijke activiteit aangemerkt, met de aantekening dat het zeer aannemelijk is dat hierbij ook de klimaatverandering en de interactie met nieuwe invasieve plantensoorten een belangrijke rol spelen. En met de waarschuwing dat deze mix - met als belangrijkste factor de aantasting van de habitats - in de nabije toekomst ook elders in Zuid Amerika de wilde populaties van de Phaseolus lunatus zou kunnen bedreigen.
In beginsel dienen bonen gekookt te worden. Een uitzondering hierop vormen jonge bonen, omdat deze de stof die in bonen zit en kan leiden tot darmproblemen, in jonge zaden nauwelijks voor komt. Een uitgebreider toelichting op het koken van bonen en lectine, het eiwit in kwestie, vind u in het inleidend artikel over de Vlinderbloemfamilie Fabaceae.
De voedingswaarde van de ontwikkelde zetmeelrijke boon (zaad) verschilt nogal van die van de jonge boon, die nauwelijks zetmeel bevat. Per 100 gram is de energetische waarde van de jonge limaboon circa 113 kcal/473 kJoule. De jonge boon is anders als de volgroeide boon, rijk aan vitamine C (23,4 mg per 100 gram).