De botanische naam van de plant is Porophyllum rudales of Porophyllum macrocephalum, en behoort tot het plantengeslacht Porophyllum dat vijfentwintig soorten kent. Slechts twee daarvan worden verbouwd. Beide zijn op de site beschreven: de pápalo en de pipiche.
De smaak van het kruidige blad van deze plant is een combinatie van die van koriander, komkommer en rucola, scherper dan koriander met een bittertje. Daar tegenover staat een vleugje limoen. Hoewel pápalo in ons deel van de wereld tamelijk onbekend is, is het een geliefd, en regelmatig gebruikt kruid in veel landen in Zuid-Amerika.
De 'Boliviaanse koriander' behoort tot de Asterfamilie (Asteraceae), en vormt net zulke pluizige bollen als de paardenbloem. Een volgroeide pant kan manshoog worden, maar is in de regel een centimeter of 50-80 hoog. Het is eenjarige plant, die aan het eind van de zomer bloeit. De stengels groeien rechtstandig, en zijn spaarzaam vertakt. Ze zijn behaard, de bladeren evenwel niet. Afhankelijk van de variëteit zijn de bladeren puntig of niet, maar nooit behaard. De bladeren zijn gelobd, en vertonen gaten die de suggestie wekken dat er iets mis met de plant. In werkelijkheid zijn deze 'gaten' de olie-porië (glands) die de plant de veel gebruikte naam yerba porosa hebben opgeleverd, wat poreuze plant betekent.
De plant is thuis te kweken, het zaad is bij diverse zaadhandelaren - ook in ons land - verkrijgbaar. Voor zo ver bekend wordt het kruid zelf niet in Europa aangeboden. Let op: de plant is zeer vorstgevoelig.
In Zuid-Amerika komt de pant vrij algemeen voor, op diverse plaatsen zelfs als onkruid welig tierend, en wordt uit het wild geplukt.
In het Mexicaanse Puebla wordt het blad gebruikt in een traditionele sandwich, de cernita. Het blad komt het best tot zijn recht wanneer het pas laat in de bereiding wordt toegevoegd, liefst zo rauw mogelijk wordt gegeten. daarom vind je in restaurants in Puebla vaak verse pápalo in een vaasje op tafel, naast het zout en de peper.
Behalve in klassiekers als salsa en guacamole gebruikt men het kruid in vis- en vleesgerechten. Gebruik er minder van dan koriander. Een derde van de hoeveelheid volstaat in de regel.
Het geslacht Porophyllum is inheems op het Westelijk halfrond - de Nieuwe Wereld - en groeit in vrijwel alle tropiche en subtropische regio's in Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. Het omvat 25 plantensoorten waarvan twee, de Porophyllum rudales en de Porophyllum linaria op deze site beschreven worden.
De pápalo groeit van nature in vrijwel alle tropische en subtropische regio's van Noord-, Midden- en Zuid-Amerika. Momenteel is de plant in Mexico wijd verbreid, en naar verwachting zal de wilde populatie van de plant door de klimaatverandering sterk uitbreiden, en naar verwachting in 2080 grote delen van Mexico beslaan. Bij de Porophyllum linaria is juist een sterk verval verwacht, mochten er geen adequate beheersmaatregelen worden getroffen.
De botanische naam porophyllum is een samenvoeging van het Griekse poros, dat porie of gat betekent. Het epitheton phyllon betekent blad. Vandaar de Spaanse benaming yerbo porosa. De Nahuatl benaming pápalo refereert aan de bladvorm, en betekent 'vlinderblad'.
Pápalo is de verkorte populaire naam voor (voluit) pápalo-quilitl, pápaloquilitl Náhuatl en papaloquelite, samenstellingen met quilitl, dat 'eetbare plant' betekent. Andere benamingen zijn quillquiña (quirquiña of quilquiña), yerba porosa, killi, pápalo, tepegua en mampuritu.