tags
Peperbomen hebben veel weg van pistachebomen (Pistacia), naaste familie van de Schinus. Ze zijn goed tegen droogte en tegen lichte vorst bestand (-2°).
De Peruaanse peperboom is een groenblijvende boom van een meter of 15, en daarmee de grootste peperboom. De boom bevat een hars dat heftige huidreacties kan veroorzaken, en dat giftig kan zijn voor kippen en varkens, en bij kinderen diarree kan veroorzaken. Om die reden wordt de boom ook wel Peruaanse mastiek genoemd. De hars wordt net als die van de mastiekboom als kauwgom gebruikt.
De peperboom heeft puntig ovale, geveerde bladeren, met een getande rand. Ze staan in 12-18 paren. De bladeren zijn aromatisch, de geur komt vooral vrij wanneer de bladeren aangeraakt of beschadigd worden. De bloemen zijn wit en groeien in trossen van wel 30 cm lang. Aan een boom groeien zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen. Alleen de vrouwelijke bloemen vormen besjes.
De besjes zijn steenvruchten. Ze zijn 4 tot 5 mm groot, en bevatten één zaad. De besjes zijn aanvankelijk roze en worden naarmate de rijping rood en uiteindelijk zwart. Ze blijven lang aan de boom hangen. De besjes bevatten een scala aan aromatische olieën, veelal monoterpenen. Carvacrol is verantwoordelijk voor de scherpte. Het gehalte aan aromatische olie is 10%, waarvan:
De besjes bevatten bovendien suiker, vooral de schil, en en danken daar hun licht zoete smaak, die vergelijkbaar is met die van jeneverbes.
Het is onduidelijk van welke boom de roze besjes in de handel afkomstig zijn. Het merendeel zal afkomstig zijn van de Braziliaanse peperboom en niet van de Peruaanse pepeperboom, waarvan de besjes groter zijn. In de handel wordt nogal eens aangegeven dat de besjes van beide afkomstig zijn, maar dat is niet aannemelijk.
De Peruvianen gebruiken vanouds zowel de besjes, het sap van de bladeren, als de gom, beide laatste hoofdzakelijk medicinaal. van de besjes wordt een sap of 'wijn' gemaakt. Het sap is bitterzoet. Nadat de bittere besjes verwijderd waren, werd van de besjes een sap geperst dat men enkele dagen liet staan alvorens het drinken.
Voor de wijn maakt men sap van de schillen alleen. Hiertoe worden de besjes tussen de handen in warm water gewreven om het zoet uit de schillen te wrijven. Voorzichtig, om de bittere delen van de besjes ongemoeid te laten. Het sap wordt als wijn gedronken, ingekookt tot een siroop of tot azijn gefermenteerd.
In de Precolumbiaanse tijd was de boom buiten Zuid-Amerika niet bekend. Daarna kwam de boom in Mexico terecht en van daaruit naar het zuiden van de VS. In Europa werd de boom aanvankelijk alleen als sierboom geplant, in Spanje, Italië en aan de Franse Rivièra.
Tot de vijftiger jaren van de vorige eeuw was in Europa nog niet doorgedrongen dat de boom veelzijdiger was dan dat. Geen van de Peruaanse functies van de boom werd benut, noch de besjes, noch het sap van de bladeren, noch de gom, voor welk gebruik dan ook.
De geslachtsnaam Schinus is ontleend aan de Griekse naam schinos, voor de pistacheboom, een naast familielid van de peperbomen, met een grote gelijkenis. De soortnaam is volgens enkele bronnen ontleend aan het Quechuat waarin 'mulli' boom betekent. De verwijzing naar het latijnse molle (zacht) is onjuist.
Veel roze peper is tegenwoordig afkomstig van de eilanden Réniun en Madagscar voor de oostkust van Afrika, en worden daarom ook wel poivre de Rénion of poivre de bourbon genoemd, meestal afkomstig van de Schinus therebinthifolius (Braziliaanse peperboom).
De besjes zijn roze besjes, niet rose, het van oorsprong Franse woord, dat in de achttiende eeuw vernederlandste.