De Thora gebiedt om met Pesach de seidermaaltijd te nuttigen, bestaande uit merorim (bittere groene kruiden) , matzot (ongegist brood, matze) en het paaslam. De Misjnah noemt vijf planten die als merorim gebruikt kunnen worden: hazeret (Romeinse sla, lactuca), olshin (andijvie, cichorei), tamkha (onbekend kruid), harhavina (kruisdistel, erynchium) en maror (melkdistel, soncus orelacheus).
Een belangrijk onderdeel van de seider is charoset, een zoet gerecht van noten, honing of suiker, appels, kaneel en zoete wijn, de klei symboliserende waarvan de Israelieten tijdens hun slavernij in Egypte bouwstenen moesten maken. "Just as hazeret's beginning is sweet and end is bitter, so did the Egyptians to our ancestors in Egypt." Een verwijzing naar de bitterheid van de slavernij, en voo wat betreft de charoset naar de specie waarmee ze bouwstenen moesten maken.
Hoewel de meeste Joden als merorim Romeinse sla eten, kiezen anderen voor mierikswortel als hun interpretatie van het onbekende kruid tamkha. Veel deskundigen betwijfelen of mierikswortel als tamkha beschouwd mag worden. Bovendien eet men de mierikswortel, niet het mieriksblad.