Een belangrijke familie uit de Pectinida-orde is de Pectinidae, die zo'n driehonderd schelpensoorten omvat, verdeeld over een viertal onderfamilies en een zestigtal geslachten. Ze hebben gemeen dat ze zich niet aan harde ondergrond hechten, maar een zachte ondergrond preferen, waarin ze zich gedeeltelijk in graven. Daar is hun bouw af afgestemd.
De rechterschelp is de schelp waarop het dier rust. Deze 'onderkant' is bol en gegroefd, met geprononceerde radiale ribben, de linkerschelp, de 'bovenkant' is vlak.
Zo simpel als de anatomie van de kamschelp lijkt, zo complex is deze. Bovendien is de anatomische differentiatie onder de Pectinidae één van de grootste onder de tweekleppigen (Bivalvia). In het kader van deze culinaire site beperken we ons tot de beide eetbare delen, de adductor-spier en de koraal. 10)
Een van de belangrijkste aanpassingen aan de primitieve isomyarische lichaamsvorm is de afwezigheid van de voorste adductorspier. De meeste tweekleppige weekdieren hebben twee adductorspieren, sterk genoeg om door samentrekking de kleppen te sluiten, (ook) in noodgevalen, wanneer het dier wordt blootgesteld aan de lucht door een laag waterpeil of wanneer het wordt aangevallen. Eén adductorspier bevindt zich aan de scharnierzijde, de andere aan de bekzijde. Sommige families van tweekleppigen hebben zelfs drie adductorspieren. De kamschelpen slechts één.10)
Mantelschelpen hebben het vermogen om over kortere afstanden te "zwemmen" door hun schelp krachtig te oepenen en te sluiten. Zij kunnen dit dankzij een sterk ontwikkelde spier, de adductor of noot (noix), de belangrijkste reden om mantelschelp te eten. De adductor kan afhankelijk van de schelpsoort een diameter van 4-5 cm hebben. Maar ook de fel-oranje kuitzak (koraal of coraille) wordt gegeten. Dit voortplantingsorgaan ligt tegen de spier aan, en wordt - wanneer aanwezig - tezamen met de noot verkocht.
Alleen deze twee delen van de schelp worden gegeten. De kieuwen, het vlies en de (donkere) ingewanden, maag en lever worden niet gegeten, in geen enkele cultuur trouwens.
Om de delicate inhoud van de schelp te kunnen eten, zal deze geopend moeten worden. Hoe dat het gemakkelijkst kan, staat beschreven op de pagina "de techniek van het openen van jacobsschelpen".
Aanvankelijk zijn de kamschelpen, althans 80% van hen, ingedeeld geweest in slechts vijf geslachten, de Chlamys, de acquipecten, de Pecten amusium en de Hinnites. Dat gebeurde merendeels op basis van de vorm van het volwassen dier. Tegenwoordig worden naast elkaar classificatie-schema's gebruikt van Hertlein (1969), Waller (1986-2006), Dijkstra (2004-2014) en Raines/Poppe (2006). Op deze site volgen we de indeling die is opgenomen in het actuele World register of Marine species (WoRMS).
Voor de Nederlandse benaming volgen we de gebruikelijke handelsnamen, en voorzover daarover misverstand bestaat, de Belgische richtlijnen voor de benaming van schaaldieren.
Zeer prachtige beeldoverzichten van de Pectinidae-familie staan op de websites van het Natuurhistorisch museum Rotterdam en van de Encyclopedia of Life.
De Chlamydinae worden beschouwd als de voorlopers van de Pecten. Die zouden in het late Eoceen of vroege Olioceen uit de Chlamys geëvolueerd zijn. Van de tegenwoordige Chlamys wordt alleen de Wijde mantel gegeten.
De grote mantel (Pecten grandis) leefde in de Noordzee en is ruim 2,5 miljoen jaar geleden uitgestorven. Hij is aangetroffen in Pliocene afzettingen in de Westerschelde. In de Noordzee kwam ook een andere mantelschelp voor, de Pecten complantus, de vermoedelijke voorouder van de grote mantel.
In de kunst is de schelp al vele eeuwen een geliefd onderwerp. Voorbeelden daarvan zijn de coquille-motieven op Grieks en Romeins terracotta. Eén van de oudste voorbeelden in de architectuur is het schelpmotief met inscriptie op het jaar 87 voor Christus (foto).
In de oudheid symboliseerden scharnierende schelpen, waaronder de jakobsschelp de vrouwelijkheid. Naar buiten toe symboliseert de schelp "bescherming en verzorging", naar binnen de "sluimerende levenskracht" van de vulva. De schelp komt dan ook vaak voor op schilderijen die Venus afbeelden, de Romeinse godin van de liefde en de vruchtbaarheid, zoals op Botticelli's Geboorte van Venus (Aphrodite).
in Keltische tradities werd de schelp gezien als de verbeelding van de ondergaande zon. In deze traditie was de route westwaarts de tocht naar naar het einde van de wereld (Finisterra) aan de "Kust van de Dood", de Costa da Morte, en de "Zee van Duisternis", de Mare Tenebrosum, Latijn voor de Atlantische Oceaan, vernoemd naar de Verdronken beschaving van Atlantis).
Sedert de Middeleeuwen is de St.Jacobschelp het symbool van Jakob, de zoon van Zebedeus. Bedevaartgangers naar het heiligdom van de apostel in Santiago de Compostela (Santiago betekent letterlijk St-Jacob) droegen de schelp bij wijze van nap om op hun tocht naar voedsel en drinken te vragen, en sierden er hun hoeden en kleding mee. Ook in de kerken die gewijd zijn aan St. Jacob is de schelp overal aanwezig.
Kamschelpen worden in oceanen en zeeën over de hele wereld aangetroffen, en overal gegeten. Voor de Europese markt zijn de schelpen uit Zuid-Amerika, de Verenigde Staten en Oost-Azië de belangrijkste, naast de in Europa gevangen of geteelde kamschelpen.
De familienaam Pecten (betekent 'kam') wordt bij diverse geslachten voorafgegaan door een Latijns voorvoegsel. Het voorvoegsel Aequi- betekent 'gelijk', Mima- betekent 'nabootsing'. Wat de geslachsnaam Chlamidinae betreft, die naam is ontleend aan chlamys, Latijn voor een wijd uitstaande mantel, het opperkleed.