Het belangrijkste geteelde soort in de Pre-Columbiaanse tijd is de Amarathus hypochondrius, huatl genoemd, het oorspronkelijke Aztekengewas met compacte bloemkronen. De Azteken verbouwden het voor de zaden, die zij als graan gebruikten.
De voor het graan verbouwde amaranten zijn gemiddeld hoger dan de in het wild voorkomende. Een plant kan wel 2 meter hoog worden. De bloemen groeien in clusters in pluimen. De wilde soorten vormen glanzende, donker gepigmenteerde zaden, terwijl de geteelde soorten geteeld zijn op crème-kleurige zaden. Het duizendtalgewicht van het amarantzaad bedraagt minder dan een gram (1.000 tot 1.500 zaden per gram). Eén enkele plant produceert 200.000 tot 500.000 zaadjes.
Naast de soorten die voor de zaden verbouwd worden zijn er amaranten die voor het blad verbouwd worden, of die in het wild groeien en waarvan het blad geplukt wordt. Zoals de Amaranthus viridis, die door het leven gaat als 'callalou', een uit het Creools afkomstig woord, waarmee in West-Indië en de Cariben een type bladgroente wordt aangeduid dat wordt gebruikt in een uit West-Afrika afkomstig gerecht met die naam.
Wij beschrijven enkele amaranten uit beide categorieën om een goed beeld te schetsen van het belang van de amarant, maar ook om stil te staan bij de gevolgen van genetische modificatie aan de hand van de resistentie van bepaalde amarantsoorten tegen bestrijdingsmiddelen, waardoor deze zich ontwikkelen tot 'superweed', metershoge planten die het telen van gewassen volledig tot stilstand brengen.
Tot de amaranten die voor hun zaad verbouwd worden, op deze site beschreven in één artikel over het pseudograan amarant, behoren de:
Van de amaranten die als groente gebruikt worden, noemden we al de Amaranthus viridis, de groene amarant:
Van veel soorten wordt ook de wortel gegeten, vooral in Zuid-oost Azië. De wortels worden gekookt als aardappel. Gegevens over de voedingswaarde ontbreken, dus hoewel verscheidene bronnen dit bevestigen: 'don't try this at home'.
Zij kenden de plant onder de naam huauhtli, en gebruikten het zaad zowel als graan als om drank van te maken. Het voorzag naar men schat in 80% van de energiebehoefte van de Azteken in de lagere klassen, en was dus erg belangrijk. Op de Antialpo hoogvlakte was men verzot op groente en verbouwde men de plant speciaal voor de malse bladeren.
De botanische naam amaranthus dateert uit de 16e eeuw en stamt van het Franse amarante en het modern Latijnse amaranthus, afgeleid van het Griekse woord voor bloem 'antos' en het eveneens Griekse αμάραντ ος amarantos, dat 'niet-verwelkend' betekent, verwijzend naar droogte-bestendigheid van de amaranth-plant.