IJskruid is een lid van de IJskruidfamilie (Aizoaceae), een familie van succulenten (vetplanten). Het is een rijk vertakte, kruipende plant, die een doorsnede tot wel 1 meter kan bereiken. De golvende bladeren zijn 6-12 cm groot, en hebben een voet waarmee ze aan de stengel zitten. De bloemen zijn meestal wit en openen alleen bij zonnig weer, om bij invallende duisternis weer te sluiten. IJskruid bloeit tussen maart en oktober. De plant heeft zeer kleine zaadjes, die zwart van kleur zijn en glanzen.
Er zijn meerjarige en eenjarige soorten en soorten die slechts enkele weken leven, afhankelijk van de klimatologische omstandigheden. De plant heeft blaasjes op de stengels en de bladeren, opgeblazen epidermale cellen die water kunnen vasthouden om te kunnen overleven. Hij komt op verschillende grondsoorten voor: doorlatende zandige gronden (zoals zandduinen), lemige bodems en zelfs kleigrond. Hij komt ook voor op geroerde grond, zoals bermen langs wegen en stortplaatsen.
De plant houdt zout vast, het meeste in de scheuten, minder in de wortels. De grootste concentratie zout bevindt zich in de blaasjes. Onder deze blaasjes bevinden zich klieren die het zout uitscheiden wanneer hij afsterft. Vanwege dat uitscheiden van zout (natriumcarbonaat) wordt het wel de 'sodaplant' genoemd.
Zowel de bladeren en de stengels als de zaadjes zijn eetbaar. De bladeren smaken ziltig, vergelijkbaar met zeekraal.
Ook in ons land wordt ijskruid gekeekt. Voorwaarde is dat de temperatuur constant boven 20° is.
IJskruid is op deze site de enige vertegenwoordiger van het geslacht Mesembryanthemum, dat 'middagbloem' betekent: "aldus geheeten om dat zy meest omtrent den middag maar eenige uuren de Bloemen ontlooken hebben”, een citaat uit 1792. De naam ijskruid, die althans in het Nederlands ook verbonden is aan de Aizoceae-familie, is ontleend aan het 'frosty' uiterlijk van de crystallinum.